De mooie kunst van de wijnbouw. En het wijnproeven. Vooral het wijnproeven.
Na een week lang met angstzweet rond gelopen te hebben, was ik eruit. We gooiden alles op het eten. Die wijn, ach, dat moest dan maar. Dus kilo’s verse vruchten aangesleept, aardbeien, frambozen, bramen, bessen. Verse volle yoghurt, de vetste slagroom. Siroop. Een nagerecht om je vingers bij af te likken.
Bewust lieten we het uur van aanvang voorbij gaan, om te vermijden de eerste te zijn, en door niemand aangesproken te worden. En ook vroegen we ons vertwijfeld af: zullen we wel, zullen we niet... Wat als we gewoon thuis blijven, met de luiken dicht…? Uiteindelijk beseften we dat we er echt niet onder uit konden en vertrokken we met lood in de schoenen, de zoete creatie pontificaal voor ons uit houdend. Eenmaal op het festijn gearriveerd, fashionably late dus, probeerden we de wijn zo achteloos mogelijk bij de andere flessen neer te zetten. In het tuinhuisje-annex-de-bar bij het zwembad. Dit waren duidelijk ook nog eens geen arme Verger-bewoners.
Helaas werd ons exemplaar al snel onderschept. Meewarig werd er met de tong geklakt. Een hoofd geschud. Ai ai ai. Het etiket was nog zichtbaar! Bij een blindproeverij! Dat hadden we al niet goed begrepen. We stonden één minuut na binnenkomst al 0-1 achter. Snel keken we om ons heen, op zoek naar een uitweg. Maar het hek zat muurvast. Krampachtig lachend maakten we aanstalten om ons aan onze nieuwe buren voor te stellen.
De Franse gebruiken bleken aan onze zijde. Want voordat men aan tafel gaat, wordt er eerst gedronken. Met volle overtuiging. Dus alle buren stonden al keuvelend glaasjes pastis weg te kegelen. Toen het voorgerecht. Wijn hierbij. Hoofdgerecht. Nog meer wijn. Andere wijn dan degene die klaar stond om de proeven, uiteraard. Toen werd het tijd voor de grand finale. De flessen in aluminiumfolie verpakt pontificaal op tafel. Mandje brood ernaast. Schone glazen. Water. Vlug onze strategie doorsproken: wat er ook gebeurt, we noemen alles Côtes du Rhône. Tenzij het zeker een Bordeaux is. En dan zeggen we er op geaffecteerde wijze Saint-Emilion bij.
Zo gezegd zo gedaan. Natuurlijk was Côtes du Rhône lang niet precies genoeg. Er moest ook nog een plaatsaanduiding volgen, een classificatie. En een druivensoort. Of meerdere. Enkele professionals wisten ook nog het jaartal. Maar wij hielden stug vol. Côtes du Rhône. Enkele glazen later: bien sure, Côtes du Rhône! De plezierig aangeschoten Fransen, want hier werd geen druppel wijn uitgespuugd, deden alras mee. Et les Hollandais…. Côtes du Rhône! En, als je het maar lang genoeg vol houdt, komt er op een gegeven moment ook een echte wijn van deze soort voorbij. Zo scoorden we toch nog een punt. Één punt. Op ca. vijfentwintig wijnen. Waar bij elke wijn drie of vier punten te verdienen waren. Want zelfs de Saint-Emilion, onze troefkaart, gooiden we op het verkeerde moment op tafel.
Nu, inmiddels weer lang en breed terug in Holland, heb ik een wijnencyclopedie cadeau gekregen. Een tijdje terug al weer, maar hij is nu pas geopend. Onlangs kocht ik een Chablis uit 2005 die mij wel prettig smaakte. Chablis, zo vertelt mijn naslagwerk, komt uit de Bourgogne. Ja zo ver was ik zelf ook al. Vier klasseringen: Petit Chablis, Chablis, Chablis Premier Cru, en, u voelt ‘m al aankomen, de Grand Cru. Aangezien nadere aanduidingen op het etiket ontbreken, ga ik er maar vanuit dat mijn wijntje van 6,99 een gewone Chablis is. Volledig ontwikkeld is deze pas na drie jaar, vermeldt de gids. Hmmm. Ik kijk naar de geopende fles. Zolang heb ik niet kunnen wachten…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten