dinsdag 27 februari 2007

Avonturen in een wijnland: Blindproeverij

De man trekt zijn laarzen aan. Groene. Van rubber. De opgedroogde aarde valt naar beneden. Wat korreltjes rollen over de grond. De man veegt zijn handen af. Enige grijze strepen blijven achter op de overall. Zet zijn verfrommelde pet op. Duwt de houten duur open. Een zacht piepend geluid. Een muis schiet voor zijn voeten weg. Een binnensmonds gemompel. ‘Merde.’ Hij loopt het erf over, laat de kiezels kraken, langs de verlaten waterput. Houten vaten liggen her en der verspreid. Op sommige staat het familiewapen. Een jaartal. De stenen trap. En dan: het uitzicht. Glooiende velden. Allemaal van hem. Nou ja, op papier zijn ze van zijn grootvader. Maar toch: hij bewerkt ze, beamend ze, voedt ze elke dag. Laat ze voortleven. Bloeien. Rijpen. Dus van hem.

De mooie kunst van de wijnbouw. En het wijnproeven. Vooral het wijnproeven.

Enige jaren geleden, net een maand in Frankrijk aangekomen, vonden wij een uitnodiging in onze brievenbus. Een buurtfeest. Voor alle bewoners van het plein. Aanstaande zaterdag. Iedereen werd geacht om een gerecht te bereiden. En ook, natuurlijk, om een wijn uit te kiezen. Voor de blindproeverij. Het pleintje waaraan wij woonden heette le Verger du Vallon. De angst sloeg ons om het hart. Van wijn wisten we, net uit de Hollandse klei getrokken, hoegenaamd niets. Ja, of we iets lekker vonden of niet, dat wel. En dat je de meeste rosé zo jong mogelijk moet drinken. Maar tussen al die Franse experts zouden we meteen door de mand vallen. En goed ook.

Na een week lang met angstzweet rond gelopen te hebben, was ik eruit. We gooiden alles op het eten. Die wijn, ach, dat moest dan maar. Dus kilo’s verse vruchten aangesleept, aardbeien, frambozen, bramen, bessen. Verse volle yoghurt, de vetste slagroom. Siroop. Een nagerecht om je vingers bij af te likken.

Bewust lieten we het uur van aanvang voorbij gaan, om te vermijden de eerste te zijn, en door niemand aangesproken te worden. En ook vroegen we ons vertwijfeld af: zullen we wel, zullen we niet... Wat als we gewoon thuis blijven, met de luiken dicht…? Uiteindelijk beseften we dat we er echt niet onder uit konden en vertrokken we met lood in de schoenen, de zoete creatie pontificaal voor ons uit houdend. Eenmaal op het festijn gearriveerd, fashionably late dus, probeerden we de wijn zo achteloos mogelijk bij de andere flessen neer te zetten. In het tuinhuisje-annex-de-bar bij het zwembad. Dit waren duidelijk ook nog eens geen arme Verger-bewoners.

Helaas werd ons exemplaar al snel onderschept. Meewarig werd er met de tong geklakt. Een hoofd geschud. Ai ai ai. Het etiket was nog zichtbaar! Bij een blindproeverij! Dat hadden we al niet goed begrepen. We stonden één minuut na binnenkomst al 0-1 achter. Snel keken we om ons heen, op zoek naar een uitweg. Maar het hek zat muurvast. Krampachtig lachend maakten we aanstalten om ons aan onze nieuwe buren voor te stellen.

De Franse gebruiken bleken aan onze zijde. Want voordat men aan tafel gaat, wordt er eerst gedronken. Met volle overtuiging. Dus alle buren stonden al keuvelend glaasjes pastis weg te kegelen. Toen het voorgerecht. Wijn hierbij. Hoofdgerecht. Nog meer wijn. Andere wijn dan degene die klaar stond om de proeven, uiteraard. Toen werd het tijd voor de grand finale. De flessen in aluminiumfolie verpakt pontificaal op tafel. Mandje brood ernaast. Schone glazen. Water. Vlug onze strategie doorsproken: wat er ook gebeurt, we noemen alles Côtes du Rhône. Tenzij het zeker een Bordeaux is. En dan zeggen we er op geaffecteerde wijze Saint-Emilion bij.

Zo gezegd zo gedaan. Natuurlijk was Côtes du Rhône lang niet precies genoeg. Er moest ook nog een plaatsaanduiding volgen, een classificatie. En een druivensoort. Of meerdere. Enkele professionals wisten ook nog het jaartal. Maar wij hielden stug vol. Côtes du Rhône. Enkele glazen later: bien sure, Côtes du Rhône! De plezierig aangeschoten Fransen, want hier werd geen druppel wijn uitgespuugd, deden alras mee. Et les Hollandais…. Côtes du Rhône! En, als je het maar lang genoeg vol houdt, komt er op een gegeven moment ook een echte wijn van deze soort voorbij. Zo scoorden we toch nog een punt. Één punt. Op ca. vijfentwintig wijnen. Waar bij elke wijn drie of vier punten te verdienen waren. Want zelfs de Saint-Emilion, onze troefkaart, gooiden we op het verkeerde moment op tafel.

Nu, inmiddels weer lang en breed terug in Holland, heb ik een wijnencyclopedie cadeau gekregen. Een tijdje terug al weer, maar hij is nu pas geopend. Onlangs kocht ik een Chablis uit 2005 die mij wel prettig smaakte. Chablis, zo vertelt mijn naslagwerk, komt uit de Bourgogne. Ja zo ver was ik zelf ook al. Vier klasseringen: Petit Chablis, Chablis, Chablis Premier Cru, en, u voelt ‘m al aankomen, de Grand Cru. Aangezien nadere aanduidingen op het etiket ontbreken, ga ik er maar vanuit dat mijn wijntje van 6,99 een gewone Chablis is. Volledig ontwikkeld is deze pas na drie jaar, vermeldt de gids. Hmmm. Ik kijk naar de geopende fles. Zolang heb ik niet kunnen wachten…

Wordt (wellicht) vervolgd…

zondag 25 februari 2007

Talentenjacht Ontmaskerd (boekrecensie)

Veel is er al over geschreven en geklaagd: we worden doodgegooid met talentenshows. Figuurlijk, maar ik kan me voorstellen dat ook letterlijk mensen het leven laten als zij op gezette tijdstippen naar RTL4 kijken. RTL4, dat is namelijk de grote aanjager. Idols, Popstar-the Rivals, X-Factor. Het legt de zender geen windeieren: zij was het best bekeken station van 2006. Idols de meest populaire televisieshow. Om te voorkomen dat het publiek verzadigd raakt, gooien RTL4 en runner-up SBS6 nu her en der ook beroemdheden in de strijd: Dancing with the Stars, Dancing on Ice, Sterren dansen op het ijs… De laatste twee op hetzelfde tijdstip, zodat niets aan het toeval werd overgelaten. Naast een winnende deelnemer, moest en zou er ook een zegevierende zender tevoorschijn komen. Een voorlopig dieptepunt is Afvallen met sterren van SBS6. Nou ja sterren, de echte groten zie je in deze shows over het algemeen niet. Het zijn voornamelijk de wannabe’s, de hasbeens en de havenots. Zo ook in de realityshows waarin we getrakteerd worden op een (te) persoonlijk kijkje in het leven van onze ‘idolen’. Voeg hier nog een flinke dosis programma’s aan toe waar het publiek bepaalt wie er wint, zoals Big Brother, of waar de deelnemers elkaar weg mogen stemmen of treiteren, zoals De Gouden Kooi, en je hebt een vrij redelijke schets van het vaderlandse televisielandschap. En van het Nederlandse publiek. Tot zover, niets nieuws onder de zon.

In Engeland is het al niet veel anders. De Britse schrijver Ben Elton vroeg zich af, hoe het komt dat altijd degenen die je het minst sympathiek vindt, afvallen. En de leukste wint. Terwijl er objectief gesproken niet zoveel verschil tussen de kandidaten is. Soms kan de winnaar echt niet het best zingen of dansen. Vallen de kandidaten af omdat ze echt het minst getalenteerd of het vervelendst zijn, of zit er meer achter? Worden we niet gemanipuleerd, met z’n allen, iedereen die kijkt, iedereen die stemt, iedereen die meedoet zelfs? Hij schreef er een roman over. En na het lezen van dit boek kijkt niemand meer met dezelfde ogen naar enige talentenshow of realityserie. Beloofd!

Hier weer de belangrijkste ingrediënten:

1. Het boek

Het gaat om de roman Chart Throb, van de hier boven genoemde Ben Elton. Er is (nog) geen Nederlandse vertaling, dus het lezen moet in het Engels. Nu lees ik altijd zoveel mogelijk Engelstalige boeken in de oorspronkelijke taal, teneinde me niet aan vertalingen te hoeven ergeren, of bang hoeven te zijn dat de fijne nuances in het Nederlands verloren zijn gegaan. Chart Throb verscheen in het Verenigd Koninkrijk in november 2006. Ik pikte de airport edition van 427 pagina’s begin dit jaar op tijdens een reis naar Londen, op een vliegveld. Op deze manier verkrijg ik veel van mijn boeken: ik herkende de schrijver en de flaptekst sprak me aan. Het boek is in Nederland onder andere te verkrijgen via Bol.com en Amazon.

2. De schrijver
Ben Elton is een grote naam in Engeland. Hij schreef mee aan vele komische televisieseries, zoals The Yong Ones, Blackadder, en The Thin Blue Line. Ook heeft hij drie succesvolle toneelstukken op zijn naam staan die in West End gespeeld zijn, net als drie musicals, waaronder We Will Rock You samen met Queen. Hij schreef en regisseerde de film Maybe Baby. In totaal publiceerde hij tien romans. Ik las eerder High Society (2002) en The First Casualty (2005). High Society heeft als thema dat de oorlog tegen drugs verloren is, en dat iedereen, de politiek incluus, maar beter aan dat idee kan wennen. The First Casualty is een historisch drama dat zich afspeelt tijdens de Eerste Wereldoorlog, en verkent de grenzen tussen legaal en illegaal moorden. Van beide boeken heb ik genoten, de boeken grepen me vast en lieten me achter met stof tot nadenken. Dat is precies wat ik van een boek verlang.

Een echte homepage heb ik niet gevonden, wel enkele fansites en interviews. Wikipedia meldt dat Elton geboren is in 1959 en zowel de Engelse als, een zeer actueel onderwerp in Nederland, Australische nationaliteit bezit. Ook wordt duidelijk dat hij zijn carrière begonnen is in de stand-up comedy. Op de Nederlandse versie van Wikipedia valt nog te lezen dat hij van Joodse afkomst is en dat zijn ouders in 1938 Nazi-Duitsland ontvluchtten en naar Engeland trokken.

Uit de literature map komt niet echt een auteur te voorschijn die heel dicht in de buurt van Elton ligt. Wel herkennen we hier op enige afstand namen als Stephen Fry, Fay Weldon, Michael Moore, Terry Prachett, Ian McEwan, Jonathan Coe, Bill Bryson en, dichter bij huis, Herman Brusselmans. Amazon vertelt dat klanten die Chart Throb kochten, ook interesse hadden in de andere boeken van Elton. Dit helpt ons niet zo veel verder. Iets nuttiger is de naam van Stephen Fry, die hier ook weer voorkomt. En Nick Hornby. Fry ken ik van The Stars’ Tennisballs, en van Liar. Hornby’s High Fidelity is verfilmd met Hugh Grant. Beide zijn schrijvers die een satirische kijk op de maatschappij in hun boeken weergeven, en hiervoor populaire ingrediënten gebruiken als muziek, films, televisie, sterrendom, en drugs. In deze hoek moeten we Elton dus zoeken.

3. Waar het boek over gaat
Throb betekent een regelmatig kloppen, pulseren. Heart-throb is letterlijk hartslag, maar ook een benaming die vaak gebruikt wordt voor mannelijke acteurs en zangers die aantrekkelijk worden gevonden, publiekslievelingen zijn. Chart Throb is de naam van de talentenjacht in het boek, en staat dus voor zoiets als de aanvoerder van de hitlijsten, maar misschien nog beter de aanjager, de stuwende kracht. Verder luidt de promotietekst van de uitgever, welke mij aanspoorde om het boek te kopen, als volgt:

Chart Throb. The ultimate pop quest. Ninety five thousand hopefuls. Three judges. Just one winner. And that’s Calvin Simms, the genius behind the show.

Calvin always wins because Calvin writes the rules. But this year, as he sits smugly in judgement upon the mingers, clingers and blingers whom he has pre-selected in his carefully scripted ‘search’ for a star, he has no idea that the rules are changing. The ‘real’ is about to be put back into ‘reality’ television and Calvin and his fellow judges (the nation’s favourite mum and the other bloke) are about to become ex-factors themselves. Ben Elton, author of Popcorn and Dead Famous returns to blistering comic satire with a savagely hilarious deconstruction of the world of modern television talent shows.

Chart Throb. One winner. A whole bunch of losers.

4. Wat anderen er al over geschreven hebben
Chart Throb is, voor zover ik kan nagaan, nog niet in Nederland gerecenseerd. In Engeland wordt enthousiast de link gelegd met de talentenshows daar te zien, inderdaad, Idols en X-Factor. En de overeenkomsten met de echte presentatoren en juryleden. Met name Simon Cowell, jurylid in Idols en eigenaar van en jurylid in X-Factor. Net als Calvin in het boek. Cowell schijnt zelf toegeven te hebben dat Chart Throb verrassend accuraat is. De recensenten vragen zich dan ook af, hoe het mogelijk is dat wat Elton, ogenschijnlijk zonder veel meer onderzoek dan oplettend televisie kijken, ontmaskert, zo voor de hand ligt en tegelijkertijd zo onbekend was. De televisie-machinerie doet zijn werk blijkbaar uitstekend en draait ons allemaal een rad voor de ogen.

5. Wat ik er van vond
Als ik elk boek dat ik las zo uitgebreid zou bespreken, zou ik geen tijd meer over hebben om boeken te lezen… Ergo: ik schrijf alleen over boeken die ik de moeite waard vind. En dat vond ik Chart Throb absoluut. Elton schetst een beeld van de huidige entertainment industrie dat niet fraai is. Ontluisterend. Zwart. De talentenjacht staat centraal, maar een belangrijke bijrol wordt vervuld door de wereld van de celebrity realityshows. Hoe, wederom, derderangs of vergeten beroemdheden trachten om hun naam te maken, op te vijzelen, door hun leven op TV ten toon te stellen. Schaamteloos. Niets ontziend, ook niet het leven van kinderen of partners. De Osbournes komen voorbij. En ook hier blijkt men naar hartenlust te manipuleren. Elton geeft de Prince of Wales een meesterlijke bijrol. De producenten, managers en netwerkbazen trekken aan de touwtjes. Het doel is om Prins Charles, een onwaarschijnlijke, aanvankelijk zeer onpopulaire kandidaat van middelbare leeftijd, als winnaar uit de bus te laten komen. His Royal Highness wordt His Rockin’ Highness. Niets is echt. Niets is toevallig.

Elton laat de lezer nadenken over de wereld van de televisie als geheel, waarin niets is zoals het lijkt. Waarom kijken mensen? Waarom laat de kijker zich zo bewust voor de gek houden? En wie is uiteindelijk de winnaar? Vele Idols, The Rivals, en X-Factor winnaars verdwenen in de vergetelheid, of staan op het punt om hierin te verdwijnen. En als de lezer goed nadenkt, is er geen andere conclusie: het kan inderdaad ook niet kloppen. In Nederland, hoewel minder dan in het Verenigd Koninkrijk, schijnen er ook duizenden aanmelding voor Idols te zijn. Per jaar. In 2003 waren het er 16731. Zouden die allemaal voor de drie-koppige vakjury hun kunstje mogen vertonen? Zoals Elton een van zijn karakters laat berekenen: dit zou inhouden, bij een ratio van vijf minuten per kandidaat, twaalf per uur, dat de jury (16.731/12) = 1394 uur per jaar hier mee bezig zou zijn. Ruim 170 volledige werkdagen zonder pauze. 35 weken aan één stuk jureren. Vergeet het maar.

Chart Throb geeft de ultieme inkijk in de wereld van de talentenshows en reality programma’s. En laat me afvragen: waar wordt het publiek nog meer gemanipuleerd en voor de gek gehouden? Wat is nog wel echt? Het is te hopen dat het niet allemaal zo werkt, dat Elton het schromelijk overdreven heeft. Het is tenslotte satire. Maar ik vang wel eens iets op uit de Nederlandse televisiewereld en ben er dan ook niet zeker van. Een ding weet ik wel: waar het allemaal heen gaat, belooft niet veel goeds.

Tenslotte
Geen van de boeken van Ben Elton lijken beschikbaar te zijn in een Nederlandse vertaling. Terwijl deze toch ook de potentie hebben om de vaderlandse lezers aan te spreken. Zeker de wereld in Chart Throb gerelateerd is aan onze samenleving. Een gat in de markt, wellicht!



Over de rivaliserende ijsdansshows schreef ik eerder een opiniegedicht.

vrijdag 23 februari 2007

Roomservice IV - Chai Latte

Woensdag verloopt onder een gunstiger gesternte. De zon schijnt en doet zowaar Docklands in een vriendelijk licht uitkomen. Vogeltjes fluiten. Helaas kan ik er niet van blijven genieten: er is werk aan de winkel. Ik ga op pad. Ik worstel me door het drukke verkeer.

Dit verkeer is trouwens, congestion charge of niet, een immer aanhoudende ramp. Niemand lijkt zich er iets van aan te trekken dat hij/zij nu acht pond per dag moet betalen voor het rijden in het centrum van Londen. In het begin was er een kleine dip zichtbaar, maar inmiddels heeft de stroom auto’s zich hersteld, is zelfs waar mogelijk nog aangegroeid. Vult elk gaatje, elke open ruimte, elke ademtocht. Uitlaatgassen, getoeter, opstoppingen, aanrijdingen, boze gebaren, het is er allemaal nog steeds. Men tuft vrolijk door. Logisch ook, als je bedenkt dat iedereen die zich binnen de zone een appartement kan veroorloven, hier minstens tweeduizend pond per maand voor moet betalen. Voor twee kamers. Om over een huis maar niet te spreken. Daar kan die heffing ook nog wel bij. Ondertussen is de gebruikersbelasting natuurlijk wel een mooie melkkoe voor de gemeente geworden.

Ik ga mijn afspraken af. Ontmoet mensen. Praat. Ik drink een chai latte bij de Starbucks. Verlies me even in de smaak. Vraag me af waarom deze eigenlijk alleen in Londen zo goed bevalt. Geef toe aan de verleiding. Eet een cinnamon swirl. Neem de ferry over de rivier. Loop een stukje langs het water. Zie de eenzame hardloper. Hij ziet er niet gelukkig uit. Maar er blijkt hoop te zijn. Ook voor hem. Juist voor hem.

Teruggekomen in het hotel is er nog meer goed nieuws. Niet alleen doet mijn 24-uurs internet connectie het nog een paar uur zonder dat ik bij hoef te betalen, ook blijk ik gisteren niet goed gekeken te hebben. Waarschijnlijk was ik murw gebeukt door de reis, en hadden het oponthoud van acht uur op Schiphol, de vlucht, en vervolgens nog de rit naar Docklands mijn hersenen enigszins vertroebeld. Want na nog eens goed alle losse papiertjes in de kamer bekeken te hebben, kwam ik toch nog, jawel, een roomservice menu tegen! Hoera! En dit menu bleek zelfs bestand tegen vegetariërs. Dat is toch wel een groot pluspunt van Londen ten opzichte van andere steden, zoals Parijs of Milaan: aan de niet vlees-eters is duidelijk gedacht. Vegetarische burgers, pasta’s, pizza’s, en risotto. Chinese tomatensoep. Helaas is niet alles te krijgen maar dat mag de pret niet drukken. Genoeg ingrediënten om een avondje bloggend door te brengen. En dat doe ik dan ook. Met verve.


In deze serie verschenen ook:

Roomservice III - Indefinite Delay (20 februari 2007)

Roomservice II - Mojita's (31 januari 2007)

Roomservice I - Entertain Me (30 januari 2007)



woensdag 21 februari 2007

De Lach

Een man loopt over de kade. Alleen, grijze trainingsbroek, wit T-shirt, grijs haar, witte sportschoenen. Een duur merk. Rimpels rond zijn ogen, groef in het voorhoofd. Hij loopt hard, rug nat van het zweet. Een zorgelijke uitdrukking. Denkt misschien aan zijn dochter van vijftien, die van school af wil om naar India te vertrekken. Aan zijn oudste zoon die hij, sinds deze met zijn gitaar op zijn rug en twee spijkerbroeken in een tas wegliep, niet meer heeft gezien. Aan zijn vrouw die er niet meer tegen kan en aan de valium zit. Al drie jaar. Hij is afgeleid, niet geconcentreerd op het lopen zelf. Op waar hij zijn stappen neerzet. Zijn voet raakt een losliggende steen, hij struikelt. Vloekt binnensmonds. Zijn blik raakt zijn schoenen. Bukt. Strikt zijn veters.

Hij kijkt op. Ziet het water. Hierin zijn eigen weerspiegeling. De rimpelingen. Het is windstil. Hij kijkt nog eens. Wat beweegt daar? Daar recht voor hem? Het lijken wel… De zon raakt zijn gezicht aan. Een schuchtere lach staat op het punt zich te verspreiden. Hij zet zich op het gietijzeren bankje neer. Tuurt naar het kanaal. De lach breekt nu door. De grijze man voelt het leven. En dat het mooi kan zijn, toch nog, soms, ook voor hem.

De moeder trekt zich niets van hem aan. Zij leert haar kleintjes zwemmen. In februari.

Roomservice III - Indefinite Delay

Vanochtend ging ik goed gemutst op pad naar Schiphol. De griep probeerde mij al enkele dagen in zijn greep te krijgen maar tot nu toe was ik ontsnapt. Ook had ik bewust niet de vroegste vlucht van zeven uur genomen. Want zeven uur, dat betekent om zes uur op Schiphol. Dus om half vijf opstaan. Ik ben niet zo goed in ochtenden dus dat probeer ik koste wat kost te vermijden. Het lukt helaas niet altijd. Dan gaat de wrede wekker midden in de nacht af, na slechts enkele uurtjes slaap. Want om negen uur ’s avonds in slaap vallen kan ik wel vergeten. Eerst ben ik gedesoriënteerd. Wat is er? Wat gebeurt er? Waar ben ik? Wat moet ik? Doe dat geluid weg! Snel! En sla ik hardhandig de snooze-knop in. Maar terwijl het apparaat handenwrijvend wacht op nog een brulactie begint het ergens te dagen. Er was een reden voor die wekker. Ik moet op pad. En ik worstel me langzaam uit bed. De geest is nog troebel. De ledematen blijven tegenstribbelend wat achter, rekken nog wat tijd, voelen de warme dekens. Maar nee, het gaat echt gebeuren. En ik zet de douche maar aan.

Als ik vervolgens op dit onheilspellend vroege uur buiten kom, verwacht ik de enige te zijn. Verwacht ik dat alles muisstil en verlaten zal zijn. Maar nee hoor! Hele hordes mensen zijn dan al op pad, colonnes auto’s bewegen zich over de wegen, staan zelfs al in de file. Dan ben ik steevast teleurgesteld. Mijn heroïsche acties deel ik met vele anderen.

Voor vandaag had ik het dus rustig aangedaan en mezelf een late vlucht cadeau gegeven. Laat, dat wil zeggen om half elf de deur uit. Hier zou ik al gauw spijt van krijgen.

Op Schiphol is mijn eerste blik voor de monitoren met vertrekinformatie. Vlucht VG227 naar London City: indefinite delay. Voor de niet-reizigers onder u: dat betekent weinig goeds. Dat betekent dat het zo erg is, dat men geen idee heeft wanneer je weg kan, dat het zelfs onzeker is of je überhaupt nog wel vertrekt. Dat betekent dat de moed je in de schoenen zakt en over de grond weg rolt. Dat betekent dat je beter in je bed had kunnen blijven. Het wordt niets meer vandaag.

Schoorvoetend toch maar naar de incheckbalie. Terwijl ik wacht wordt duidelijk dat dit vliegtuig in ieder geval niet meer vertrekt. De dame vertelt dat de landingsbaan sinds een uur of negen, tien bezet wordt gehouden door een Air France vliegtuig met vier lekke banden. Vier! Dat moet geen prettige landing zijn geweest. Dat vliegtuig zal flink over de baan hebben gestuiterd.

De tickets worden omgeboekt naar de volgende vlucht, twee uur later. Dus drie uur zoet te brengen op Schiphol. In je eentje. Maar ik heb een boek in mijn tas en mijn computer mee dus het zal wel lukken. Eerst maar eens een rustig plekje opgezocht. Dat valt nog niet mee. Uiteindelijk in een lege vertreklounge gezeten. Onder de luidspreker. Waar continu op vol volume een schelle stem boodschappen uitschalt: 'Mrs. X you are delaying your flight…Mr. Y please proceed to the airline information desk… Smoking is only allowed in the designated areas... New rules for liquids…Beware of pickpockets… '

Deze laatste verzin ik er misschien zelf bij. Maar er is geen ontkomen aan: de helse speaker achtervolgt me overal. Na anderhalf uur kan ik er niet meer tegen en heb ik een bonkende koppijn. Helaas is de marteling nog lang niet afgelopen. Want na het pre-boarden (eindelijk een aankondiging van belang!) blijven we vrolijk nog een uurtje of wat zitten in de te krappe pre-board ruimte zonder eten, drinken of toilet, totdat blijkt dat ook deze vlucht geannuleerd is. Allemaal in de rij bij de balie aan de gate, niemand weet iets, tickets omgezet naar de volgende vlucht.

Waar, u raadt het al, zich hetzelfde ritueel alras herhaalt. Inmiddels zit ik al zeven (!) uur op Schiphol te wachten op een vlucht naar Londen van vijftig minuten. Tja ik had het al eerder op kunnen geven, maar constant werden wij passagiers zoet gehouden met beloftes dat het vliegtuig nu toch echt zo wel zou vertrekken. Even wachten nog. En dan wacht je: wanneer neem je de beslissing om een andere strategie te volgen, hiermee toegevend dat al je wachten vergeefs is geweest?

Uiteindelijk kan men dit niet meer volhouden en geeft de luchtvaartmaatschappij zich gewonnen. We (intussen is er een soort van saamhorigheidsgevoel ontstaan tussen de sukkels van reizigers onderling) kunnen naar een ander Londens vliegveld vliegen. Helaas met een andere luchtvaartmaatschappij, dus is het noodzakelijk eerst de bagage op te halen, vervolgens met bagage naar de ticketdesk in de incheckruimte te gaan, hier weer achter elkaar aan te sluiten, en zo het ticket om te boeken. Terwijl we met koffers zo’n veertig minuten in de rij staan wordt de juffrouw achter de balie gebeld. London City is vrij, passagiers die zich nog bij de gates bevinden kunnen binnen 10 minuten vertrekken….Nee! Nee! Na acht lange uren wachten ben ik te ver verwijderd om dit ooit te halen! Nu ga ik dus mee met een latere vlucht naar Heathrow, waarvandaan ik nog anderhalf uur reistijd heb om weer in de buurt van City te komen. Ik moet immers naar Docklands. Het leven is niet eerlijk! Hier betalen ze me niet genoeg voor.

Moegestreden kom ik na een reistijd van twaalf uur, waarin ik makkelijk Zuid-Amerika of Hong Kong gehaald zou hebben, aan in de sprankelende omgeving van Docklands. In een hotel waar ik nog niet eerder geweest ben. Er is maar één ding in mijn gedachten: op bed liggen met een enorme hoeveelheid vet eten. De afstandsbediening. Een wijntje. En chocolademousse. Speurend kijk ik de kamer rond. Doe ik de wankelende kast open. Geen minibar. Geen kluis. Geen entertainment menu. Langzaam begint het me te dagen. Misschien was er een reden waarom dit hotel nu opeens door mijn beknibbelende werkgever aangeprijsd werd! En inderdaad, ook een roomservice menu ontbreekt. De ellende is compleet. Middernacht in Docklands. Uitgewrongen. Een hele dag gereisd voor nada. En niets te bestellen. Dan maar het complimentary biscuit. En een blogje. Want internet, dat is er dan weer wel…

zondag 18 februari 2007

Tijdreiziger in de herkansing

Vanmorgen werd ik met een knagend gevoel wakker. Een knagend gevoel, welteverstaan, over iets wat ik ruim een week geleden op het VK-blog las (nee, geen link hierbij, ik geloof niet zo in naming and shaming!). Een opmerking waarmee ik het zo hartgrondig niet eens was, dat het dus nog steeds door mijn hoofd ronddwaalde. In een beoordeling van een boek dat ik al geruime tijd geleden gelezen heb.

Een boek bespreken is voor mij een onontgonnen terrein. Goed, vroeger op school heb ik wel talloze verslagen geschreven. Deze gingen echter voornamelijk over het boek zelf, een verknopte weergave van de belangrijkste karakters en verhaallijnen, de ontwikkelingen en conclusies. Er werd geen waardeoordeel aan gekoppeld. En natuurlijk neem ik wel regelmatig een recensie tot mij via een krant of tijdschrift. Maar zelf heb ik me er nog nooit aan gewaagd. Toch begeef ik me vandaag op deze onbekende bodem, teneinde het knagende gevoel weg te wassen.

Nu is in mijn ogen de eerste regel van een relevante boekrecensie, dat deze actueel dient te zijn. Dus gaande over een net verschenen publicatie, een herziene uitgave, een verbeterde vertaling… Niet over een boek dat al vier jaar uit is, waarvan drie jaar in het Nederlands. Een boek dat een groot succes was en alle bestsellerlijsten al aanvoerde. Waar dus al volop over geschreven is. Maar goed, met deze eerste poging overtreed ik deze regel al meteen. Bij voorbaat excuses!

Het boek verdient in mijn ogen dus een herziening. Tot zo ver ben ik eruit. Maar hoe nu verder? Hoe bespreek je een bekend boek op enigszins professionele wijze zonder in ellenlange herhalingen te vallen? Op Internet zijn genoeg tips te vinden. Maar ja, op algemene tips vertrouw ik nooit zo! Eerst maar eens een lijstje van de belangrijkste ingrediënten:

1. Het boek

Het gaat om de roman The Time Traveller’s Wife, van schrijfster Audrey Niffenegger. De Nederlandse titel luidt De vrouw van de tijdreiziger. Verscheen in de Verenigde Staten in 2003, de Nederlandse vertaling van Jeannet Dekker volgde in 2004. Gelukkig heb ik kortgeleden de moed opgevat om na de verhuizing de boekenkasten weer in te richten, en van de gelegenheid gebruik gemaakt om het kostbare bezit te alfabetiseren en op genre in te delen. De literatuur staat uiteraard prominent in de woonkamer, voor de non-fictie. Dus het boek terug vinden was een fluitje van een cent.

The Time Traveller’s Wife deed veel stof opwaaien toen al in 2003 de filmrechten werden weggekaapt door Plan B, het filmbedrijf van Brad Pitt & Jennifer Aniston, vóórdat het zelfs maar verschenen was. Momenteel schijnt de film in preproductie te zijn met regisseur Robert Schwenke, met een verwachte releasedatum in 2008.

2. De schrijfster
Van Audrey Niffenegger’s website word ik weinig wijzer. Er zijn slechts wat links naar interviews en adressen van haar uitgevers te vinden. De rest is ‘under construction’. Na even verder graven en het lezen van de flaptekst blijkt dat ze een ‘visual artist’ is en dat The Time Traveller’s Wife (in het Engels klinkt het net wat sterker!) haar eerste roman was. Tevens geeft ze les aan het Columbia College in Chicago. De Duitse Wikipedia weet nog te melden dat ze in 1963 geboren is en in het bezit is van een Master of Fine Arts. Ook komt er nog een lijstje van werk te voorschijn, dat wellicht niet uitgegeven is of uit losse verhalen bestaat. Dit wordt niet duidelijk. Uit uitgever Arena’s schaarse informatie blijkt nog dat Nifegger momenteel werkt aan haar tweede roman. Tenslotte vernemen we nog op de Engelse versie van Wikipedia dat Nifegger na het voltooien van haar werk haar haar rood verfde, als eerbetoon aan hoofdrolspeelster Clare. Clare, inderdaad, niet Claire.

Een aardigheidje is de literature map, die aangeeft dat de Canadese auteur Ann MacDonald, of Ann-Marie MacDonald, het dichtst bij Nifegger in de buurt ligt. MacDonald staat ook in de boekenkast, voorlopig maar onder de ‘M’, wellicht later nog onder de ‘D’. Ik las haar twee romans, ‘Laten wij aanbidden’ en ‘De kraaien zullen het zeggen’. Prachtboeken, maar zeker ‘De kraaien...’ heeft een zwarte ondertoon. De twee schrijfsters zijn van dezelfde generatie en gebruiken inderdaad een gelijksoortige stijl om op intrigerende en meeslepende wijze het leven en de liefde onder de loep te houden. Zo vragen zij zich af: wat beweegt een mens? Wat is toeval, wat is noodlot? Waarom maakt iemand de keuzes die hij/zij maakt?

3. Waar het boek over gaat
Hier maak ik het mijzelf gemakkelijk en plak gewoon de promotietekst van de uitgever:

De vrouw van de tijdreiziger is het verhaal van Clare, een studente kunstgeschiedenis, en Henry, een avontuurlijke bibliothecaris. Ze leerden elkaar kennen toen Clare zes was en Henry zesendertig, en trouwden toen Clare drieëntwintig was en Henry eenendertig. Onmogelijk, maar waar: zonder dat hij er iets aan kan doen verplaatst Henry zich door de tijd, vooral op voor hem emotioneel zware momenten. Hij verdwijnt zonder het te willen, en zijn avonturen zijn grappig, onvoorspelbaar en grillig.

Samen met zijn grote liefde Clare probeert Henry uit alle macht een leven te leiden zoals ieder ander: met een vaste baan, goede vrienden en een kind. Dat dit alles onder druk staat door iets wat hij niet kan voorkomen en ook niet kan beïnvloeden, maakt dit ontroerende verhaal onvergetelijk.

4. Wat anderen er al over geschreven hebben
Op 28 mei 2004 werd het boek besproken in Cicero. De conclusie luidde: een feelgood-roman over de zoektocht naar het geluk. Naast een groot aantal professionele recensies en talloze amateur becommentariërenden, vond ik nog een Nederlandse samenleesgroep, waarin lezeressen (inderdaad, voornamelijk vrouwen) hun ervaringen met elkaar deelden. En tevens geeft de op handenstaande verfilming al tijdenlang stof tot speculatie. Het boek is dus, kortom, voldoende bekend en geanalyseerd.

Dit brengt mij gelijk op een zijspoor: waarom is het dan nodig dit boek bijna drie jaar nadien nog te bespreken op het VK-blog? Waarom wil iemand daar dan zo graag zijn mening over geven, dat deze weer leidt tot een contra-reactie in de vorm dit stukje van mij? Dezelfde vraag die, toegegeven, mijn betoog misschien al even overbodig maakt. Die overbodigheid is trouwens iets wat ik al vaker zag. Zo is een andere blogger bezig de bestseller van Kluun, Komt een vrouw bij de dokter te beschrijven. Tijdens het lezen! Kluun! Die al jaren onafgebroken in de AKO-TopTien staat! Die iedere intellectueel een beetje ontwikkelde volwassene ofwel nu wel gelezen heeft, ofwel in begonnen is om het daarna met een zucht naast zich neer te leggen, ofwel geweigerd heeft op te pakken onder het motte van ‘don’t believe the hype’! Daar is toch zo ongeveer wel alles over gezegd? Maar nee, blijkbaar is het toch nodig om hier weer even op door te gaan. Zodat we allemaal zien dat de schrijfster eerst lyrisch is over het boek, om na het lezen van een wat vervelender passage dit in een volgend blogje weer helemaal terug te draaien. Tja.

Wellicht laat ik mij nu te kritisch uit en begeef ik me op glad ijs. Ik wil me zeker niet in de discussie mengen over de toegestane inhoud van de blogs! Iedereen mag zijn hart luchten hoe hij of zij dat wil. En de redactie bepaalt de grenzen waarbinnen dat nog verantwoord is. Maar dat betekent niet dat ik er niet op mag reageren…

5. Wat ik er van vond
Ik kocht het boek uitsluitend op het omslagverhaal, niet in een boekwinkel maar online op Internet. De roman was net uit en ik had nog geen besprekingen gezien, zodoende begon ik er redelijk onbevangen aan toen ik het boek van mijn stapeltje ‘nog te lezen boeken’ afplukte. Op dit stapeltje in de slaapkamer liggen nieuw aangeschafte of geleende boeken stilletjes te sluimeren tot het moment waarop ze perfect aansluiten op mijn stemming. Verlangend naar het uur waarop ik, de voorganger net met een zucht van spijt dicht geslagen, de boeken één voor één oppakkend en door mijn handen bewegend, bedenk dat ik nou net precies zin heb in dat ene exemplaar. Toen dit tijdstip weer eens aangebroken was, bekeek ik het bovenste boek. The Time Traveller’s Wife beloofde heel wat. En stelde me niet teleur.

De zin die mij voornamelijk inspireerde op het schrijven van dit stuk, is de opmerking dat de roman te lang zou zijn. Te lang! Hoe kan een boek, elk boek, om het even waar het over gaat of door wie het geschreven is, waar je zo van geniet, waar je brandend van nieuwsgierigheid naar het einde uitziet, en er tegelijkertijd een beetje bang voor bent, nou te lang zijn? Als het goed geschreven de aandacht vasthoudt, verrast en inspireert, is het toch nooit niets anders dan te kort! The Time Traveller’s Wife is een ode aan de liefde. Vierhonderd pagina’s kort. En inderdaad, om nog terug te komen op de hierboven geciteerde flaptekst, een ontroerend verhaal. Geloof de hype maar een keertje! Hier laat ik het maar bij, teneinde de lezer niet twee dagen op deze pagina’s vast te houden.

Tenslotte
Al met al is dit artikel meer een soort van amateur-handleiding voor het schrijven van een recensie geworden, dan de recensie zelf. Dat is misschien maar goed ook, want zoals al eerder opgemerkt is nog een bespeking van The Time Traveller’s Wife een tikkeltje overbodig…

woensdag 14 februari 2007

Wolfmother - Paradiso 13 februari 2007 (recensie)

De Australische band Wolfmother heeft één EP (2004) en één LP (2005) op haar naam staan. Sinds het album begin 2006 buiten haar thuisland uitkwam, is de groep de wereld aan het veroveren door middel van een lange reeks live concerten. Ook is zij sinds de zomer van 2005 actief op MySpace. Hier staan al bijna twee miljoen profile views geregistreerd. Maar de (voorlopige) apotheose volgde afgelopen zondag nog, 11 februari, toen de band een Grammy won voor de beste hardrock act. Een grote prestatie voor een niet-Amerikaanse act. Wolfmother is hip. Heel erg hip.

Dat bleek ook wel uit de kaartverkoop voor het concert in Paradiso: zonder veel ruchtbaarheid gingen de plaatsbewijzen op zaterdag 9 december de markt op. Aangezien Wolfmother op dat moment nog niet echt bij het grote publiek in Nederland bekend was, ging ik er vanuit dat ik hier niet mijn hele weekend voor om hoefde te gooien, maar dat maandagochtend vroeg genoeg zou zijn. Een grote fout! Het concert was binnen een mum van tijd uitverkocht. Gelukkig heeft een vriendinnetje met connecties heel erg haar best gedaan. Zodoende ben ik gisteravond toch in Paradiso beland. Met dank!

Vol verwachting klopte dus mijn hart. En het hart van zo’n dertienhonderd andere bezoekers. Ja, ook hier dus Boem! Boem! Boem! Maar dan anders. Er hing een uitverkoren sfeertje. Tot kort voor het concert was het voorprogramma onbekend. Maar dit mocht de pret niet drukken toen de band het podium beklom. Zij was wellicht uitkozen om haar naam, ‘Wolf & Cub’. Maar met twee drummers naast elkaar in de aanslag ging zij goed tekeer op rammelende instrumenten die wonderwel goed bij elkaar pasten. Het publiek volgde en reageerde enthousiast.

Toen was het tijd voor het hoofdprogramma. De spanning steeg. Daar waren ze! Drie ragebollen kwamen in zicht, de ene krullenbos nog woester dan de andere. En ze barstten meteen los. Retro-rock muziek met een vleugje psychedelica. De Seventies herleefden. Maar toch ook duidelijk met een eigentijds toefje. De decibellenmeter liet een constante 104, 105 zien. En dat is hard. Erg hard. Een muur van geluid werd dan ook op het podium neergezet. Met slechts drie leden produceerde deze band een enorme hoeveelheid herrie. Herrie, wel te verstaan, die meeslepend was, melodieus, je de omgeving deed vergeten, en hierdoor juist niet stoorde, ja zelfs in dienst stond van het geheel. De nadruk lag op het samenspel van de (bas-)gitaren. De op de plaat ietwat licht overkomende stem van zanger Andrew Stockdale werkt live uitstekend en vervolmaakte het geheel. Het niet al te overvloedige materiaal van deze nog jonge band werd goed gebruikt, en uitgesponnen waar het iets toevoegde, met instrumentale intermezzo’s die bol stonden van de muzikaliteit. De enkele cover die ertussen werd gewoven, zoals Communication Breakdown van Led Zeppelin, misstond niet. Af en toe een verwijzing naar de locatie, Amsterdam. Af een toe een woord naar het publiek. Maar voornamelijk: spelen. En doorspelen. De ervaring van het langdurige touren heeft ze duidelijk geen windeieren gelegd. Hier stond een zeer professionele band die weet hoe ze een energieke live performance neer moet zetten.

Het publiek bleef dan ook niet achter. De zaal zinderde. Men zong. Men schreeuwde. Men stampte. Men sprong. Men klom op het podium en liet zich op een bed van uitgestrekte armen door de zaal bewegen. Keer op keer. Soms neerkomend met de benen omhoog, en over de kop rollend. Ook kortgerokte meisjes werden zo op handen gedragen. De mobiele biertender deed goede zaken. De synthesizer werd het podium overgesleurd, heen en weer getrokken terwijl de toetsenist/bassist doorspeelde. Toen Wolfmother haar Grammy in ontvangst nam, zei Andrew ‘blown away’ te zijn. Gisteravond was bijna heel Paradiso in dezelfde toestand.

Toen, na een nog nadreunende toegift, was het afgelopen. Met piepende oren liepen we tevreden naar buiten. Het was, kortom, zoals rock ’n roll moet zijn.

Vanavond treden ze nog op in Hamburg, vrijdag in Berlijn, zaterdag in Kopenhagen. Er schijnen nog kaarten te koop te zijn. Als u in de buurt bent: gaat het zien!

Valentijnsgedachten

Aarzelende armen
Strekken nader
Verkennend in de nacht
Verlegen vingertoppen
Reiken verder
Herkennend zonder licht

Voelend
Het leven

Vererend
De liefde

maandag 12 februari 2007

(Nep-)SneeuwWereld

Wij Nederlanders leven in een vlak landje. Goed, in Zuid-Limburg zijn er enige heuvels te herkennen. Langs de kust zorgen de duinen voor zeker tien meter niveauverschil. En vlak ook de werking van de dijken niet uit, die absoluut goed zijn voor een groot deel van de variatie in het landschap. Maar over het algemeen: zo plat als een dubbeltje. En omdat het gras altijd groener is bij de buren, willen wij wat we nu juist niet hebben: bergen. Hoge bergen. Om in te wandelen, om in te fietsen, om in het gras te liggen. Maar vooral om vanaf te skiën en snowboarden.

Daarom vertrekt de Nederlander halverwege februari in colonne naar oorden die wel het geluk hebben op de hemelse hoogtelijn te liggen. Kinderen op de achterbank met een koptelefoon en multimediamonitor, een grijze skibox op het dak volgestouwd met materiaal, en sneeuwkettingen achterin. Sneeuwkettingen die overigens ook vaak gebruikt zullen moeten worden, want sneeuwbanden, daar heeft de Nederlander nog nooit van gehoord. Eenmaal aangekomen wordt alles uit de auto geladen en kan het grote avontuur beginnen.

Maar wacht! Men wordt ook een dagje ouder. De spieren doen het niet meer zo goed. Kramp slaat toe en op dag twee is het wat moeilijk opstaan. Elke ochtend om half tien de kleintjes naar een skiklasje brengen is ook zo veel gedoe. Dat gaan we anders doen, volgend jaar! Zoon en dochter moeten al kunnen skiën en de ledematen dienen soepel te zijn. Maar hoe?

Daar is tien jaar geleden iets op gevonden. SnowWorld in Zoetermeer opende haar poorten. Voortaan konden Nederlanders op eigen bodem skiën. Op echte sneeuw! Ja, borstelbanen in de openlucht, waarop gezichten, handen en knieën naar hartenlust opengehaald konden worden, bestonden er al langer. Maar echte sneeuw! De Alpen in je achtertuin! Midden in de polder! Dat was nog eens wat. Inmiddels zijn er al meerdere indoorbanen bijgekomen. Ook in het buitenland. In Dubai, op wat zandhopen na óók vlak, staat er zelfs één midden in de woestijn. Over energieverspilling gesproken! Maar dat is een ander onderwerp. Ondanks de concurrentie heeft in ons land SnowWorld nog altijd het pioniersaroma om zich heen hangen.

Goed, een mens koud terug van vier jaar buitenland met wintersportopties moet toch wat. Zo ben ik op een regenachtige zaterdagmiddag tegen beter weten in toch in het sneeuwpretpark beland. Als eerste valt de enorme drukte op. Waarschijnlijk is elke Nederlander die in de krokusvakantie op de lange latten wil staan zich hier aan het voorbereiden. Een mierenhoop. Dit gevoel wordt nog versterkt op de pistes, waar nog meer fleurige pakken te vinden zijn. Pistes, ja! Niet één, niet twee, maar liefst drie pistes zijn er te vinden. Twee van honderdtwintig, en zelfs een van tweehonderdtien hele meters lang. Tweehonderdtien! Dat is toch minstens vijftien seconden naar beneden glijden! Hierna weer een minuutje of wat in de rij voor de sleeplift, drie minuten naar boven, vijfenveertig seconden materiaal vastmaken, en weer in vijftien seconden de piste af. En voor de rekenaars onder u: dat is dus een snelheid van zo’n 50 km/uur. En dat haalt een beetje skiër of boarder makkelijk (ter vergelijking: een professionele skiër haalt gemiddeld rond de 100 km/uur op de afdaling, en het wereldrecord speedskiën staat op ongeveer 250 km/uur).

Een bezoek aan SnowWorld duurt standaard een uur. In dat uur heb je dus drie minuten geskied. Tja. Na deze uitputtende fysieke inspanning heeft men natuurlijk wel een traktatie verdiend. Hier is gelukkig ook voor gezorgd: de après-skihut heeft haar deuren al wagenwijd open staan. Van veraf dreunen de bassen al door je borstkas. Boem! Boem! Boem! Binnen is het al niet veel beter. Groepen mensen op personeelsuitjes staan glazig naar elkaar te staren. Biertje in de hand, meedeinend op de muziek. Zelfs al hadden ze elkaar nog iets te vertellen, zich verstaanbaar maken zou toch niet lukken. Boem! Boem! Boem! De DJ brult er nog eens lekker overheen: ‘Whooooáááááá! Handen de lucht in mensen! Jááááááááá! Lekker zuipèèèèèèèèh!’

Gauw naar buiten gevlucht. Dit is het ook niet helemaal. Hier word ik alleen maar depressiever van. Misschien moet ik toch maar weer terug naar het beste land ter wereld. In Frankrijk had ik pas echt de Alpen in mijn achtertuin…

zondag 11 februari 2007

Zondagsrust

Gegroefde gelaten komen samen
Keurend de plaatse kuisheid
Zware gewaden ruisen opwaarts
Koesterend de winterzon

Een lach
Klinkt

Beproefde ruggen buigen zich
Verzonken in het rulle zand
Stramme armen strekken verder
Vertrouwend de gulle tijd

Een bal
Rolt

Schuchtere blikken schieten
Herkennend heen en weer
Klokken slaan het avonduur
Vertrekkend met stille trom

Het plein
Leeft

vrijdag 9 februari 2007

De Single en de Toekomst

Het onderliggende thema van het nieuwe regeerakkoord is het gezin. Het gezin als hoeksteen van de samenleving. Gedeelde normen en waarden. Letten op elkaar. Vertrouwen. De ouders zijn verantwoordelijk voor het gedrag van hun kinderen. Kinderen, die het liefst ook altijd geboren moeten worden. Zelfs als de ouders er eigenlijk niet geschikt zijn. Niet in staat zijn om een kind op te voeden. Het zullen ook de meest kwetsbare groepen zijn die zich niet tegen de staatsbemoeienis kunnen weren. Deze onwillige ouders zitten straks dus niet alleen met een kind, maar zijn hier ook nog in toenemende mate verantwoordelijk voor. Spijbelt het kind? Wijs naar de ouders. Vloekt het kind? Wijs naar de ouders. Steelt het kind? Wijs naar de ouders. Gebruikt het kind? Wijs naar de ouders.

De drie voormannen spreken een wens uit. Een wens om terug te keren in de tijd. Terug naar traditie en traditionele omgangsvormen. Terug naar de tijd van wederopbouw. Terug naar het samen werken aan de toekomst. Terug naar gezamenlijke opofferingsgezindheid. Terug naar de jaren vijftig.

Hierbij gaan ze voorbij aan het feit, dat de wereld intussen wezenlijk veranderd is. We leven in een tijd van welvaart voor iedereen. Het oorlogstrauma is weggezakt. De christelijke kerken zijn leeggestroomd. De ontplooiing van het individu is belangrijker geworden. Gezinnen zoals die in de jaren vijftig bestonden, zijn er niet meer. Tien kinderen waren toen de norm, en komen nu bij hoge uitzondering voor. Vrouwen werkten nog nauwelijks. Scheiden was ongehoord en laakbaar in de ogen van de kerk. Het standaardgezin van toen kende een vader, een moeder en kinderen. Dit model is overgegaan in vele vormen: een alleenstaande vader met een of meer kinderen, een alleenstaande moeder met een of meer kinderen, een combinatie van gescheiden ouders met kinderen uit meerdere huwelijken. En ook, natuurlijk, het jaren vijftig gezin, al hoewel met een geringer aantal leden. Maar de snel groeiende groep van alleenwonenden wordt vergeten. Terwijl deze in de periode 2000-2006 met 10% groeide, en inmiddels ruimschoots de grootste groep huishoudens in Nederland vormt. (bron: CBS)

Wellicht denkt men dat de groep singles verdwijnt door haar in zo weinig mogelijk te laten delen. Geen kinderbijslag. Geen gesubsidieerde opvang. Geen gratis zorgverzekering voor de kinderen. Geen zes maanden ouderschapsverlof. Geen eigen minister. Geen eigen huis, want dit is in je eentje niet meer op te brengen, dus ook geen starterssubsidie of hypotheekrenteaftrek. Wel dient de alleenstaande belastingen of zorgpremies te betalen voor deze voordelen van een gezin. De single is, kortom, het ondergeschoven kind.

Een hang naar vervlogen tijden op zich is lovenswaardig. Lang niet alle veranderingen in de huidige maatschappij zijn positief. Maar het blijft wel nodig om elke beleidswijziging in de actuele context te plaatsen. En niet in die van vijftig jaar geleden.

Alexandra 2007

Winterrust

Verregaande vervreemding
Vouwt zich om hem heen
Verstikkende verstilling
Breekt de adem bruut

Het land laat zich bedekken
Er rest nog slechts een gil
Een man verzucht zijn schaamte
De leegte is zijn deel

Een trieste druppel troost
Zakt langzaam uit de fles
Zo laat het leven los
Naast de eeuwige es

Huiverende handen ontvouwen
Veel te kort bemind
Vlugge vleugels klapperen vrij
Vluchtend op de wind

Alexandra 2007

woensdag 7 februari 2007

's Werelds beste plek

Met enige regelmaat bekruipt me het gevoel: wat doe ik hier? Wat zoek ik hier, in Nederland? Is het niet tijd om van omgeving te veranderen? Om iets nieuws te ontdekken? Zou het gras niet groener zijn, daar in Denemarken? De tomaten niet roder in Italië? De sinaasappels niet zonniger in Spanje? De kiwi’s niet gezonder in Nieuw Zeeland? Waarom wachten? Waarom niet gewoon vertrekken?

En af en toe deed ik dat dan ook. Smeet wat spullen in een koffer (goed, meerdere koffers, ik kan moeilijk kiezen welke kledingstukken of spullen achter gelaten kunnen worden. Je weet immers maar nooit wat of wie je tegenkomt!), gooide de koffers in een bus, later in een auto of vliegtuig, en ging op pad. Dat was overigens niet zo rigoureus als het klinkt. Ja, ik verliet wel het land. Maar een totale omslag, dat was het niet. Het nu zo veelbesproken roer hoefde niet echt om. Studie en werk brachten me, met een beetje creativiteit en overtuigingskracht, vrij gemakkelijk over de grenzen. Met behoud van financiële zekerheid en een sociaal vangnet, kwam ik weliswaar in een andere omgeving terecht, maar niet in een compleet ander leven. Een buitenlandse kennissenkring was als uitwisselingsstudent snel opgezet. Ook later in werksituaties waren er voldoende collega’s in het zelfde schuitje, op zoek naar vriendschappen in den vreemde en bezigheden in het weekend. Een college in Italië bleek al snel net zo vervelend als een college in Nederland. Familie en vrienden kwamen geregeld op bezoek, en de dagelijkse werkzaamheden namen al snel een bekend patroon aan.


Na verloop van tijd kwam dan ook steevast de gedachte op: wat zoek ik hier in het buitenland? Is de melk niet gewoon het verst in Nederland? De kaas het lekkerst? En de pindakaas het smeuïgst? Dus nam ik snel een besluit en stouwde mijn bezittingen maar weer in de koffers. In nog meer koffers veelal, want bagage heeft altijd de neiging uit te dijen. Inpakken. Sjouwen. Reizen. Sjouwen. Uitpakken. Gek werd ik ervan: altijd op zoek. Altijd kijken of het ergens anders niet beter is, spannender, vriendelijker, mooier, gezelliger. Altijd, dus eigenlijk, ontevreden.

Groot was dan ook mijn blijdschap toen ik eerder deze week de krant opensloeg. Het was uitgezocht! De beste plek ter wereld om te wonen was bekend! Alle landen waren bekeken en gescoord. Er was gewikt en gewogen. Er was gepuzzeld. Gefronste wenkbrauwen hadden diepe rimpels achter gelaten. Huwelijken waren stukgelopen. Men had gedebatteerd en alle naties langs een lange meetlat gelegd. En eruit gerold was, wat de echte francofielen onder u natuurlijk allang wisten, dat Frankrijk het allerbeste land ter wereld was om te wonen. Het allerbeste land ter wereld!

Het einde van mijn zoektocht was nabij! Men had mij het werk uit handen genomen! Ik kon tot rust komen!

Jammer alleen dat ik net zes maanden geleden, na bijna vier jaar, uit Frankrijk teruggekeerd was naar Nederland. Jammer dat ik het daar ook niet gevonden had. Wat ‘het’ ook moge wezen. Nu is er niets meer te zoeken. Is er niets meer te hopen. Een betere plek op aarde is er niet.

It’s all downhill from here.

Quelle tristesse….

Astronauten (opiniegedicht)

Veel is toegestaan in oorlog en liefde
Maar toen haar collega haar niet bliefde
Sloeg de astronaute een beetje door
En verliet met grote spoed haar kantoor

Als een versmade vrouw over haar toeren
Ging ze op pad om haar rivale te ontvoeren
Vijftienhonderd kilometer moest ze rijden
En dat in zo laag mogelijke rondetijden

Een toiletstop was te moeilijk en overbodig
Een ruimtevaarster hoeft toch nooit zo nodig
Voor de zekerheid wel een luier aangedaan
Zodat ze echt niet stil kwam te staan

Eenmaal aangekomen met een pruik op haar kop
Werd ze gearresteerd, wat een strop
Gelukkig had ze nog wel een regenjas om zich heen geslagen
Zodat ze niet in een babydoek naar het bureau werd gedragen

Er zijn vele kinderen die zich een ruimtereis toewensen
Maar het zijn meestal niet de domste mensen
Die het lukt om in de shuttle te starten
En zo de zwaartekracht hebben kunnen tarten

En als ik dan zo’n berichtje lees
Laat het mij achter vol van vrees
Als ik mij bedenk dat een van de slimste personen van het land
Zo en plein public in de domste categorie is beland!

Alexandra 2007

donderdag 1 februari 2007

Roomservice II - Mojita's

Na de geweldige belevenissen gisteren in Docklands, vanavond maar mijn heil elders gezocht. En me maar eens op Canary Wharf gericht. De plek van de bankiers. Van de ‘top dogs’. De jongens die het gemaakt hebben. De jongens die voornamelijk uit zijn op het verdienen van geld. Met behulp van het netwerken na het werk, om nog veel meer geld te kunnen verdienen. De jongens die geen tijd hebben voor vrouw en kinderen. Voor een familieleven.

Die jongens gaan ’s avonds op stap. En aangezien zij, zoals genoteerd, geen echtgenote thuis hebben die op hen wacht, willen zij graag wat vrouwelijk schoon bij de borrel en de pinda’s. Nou de café’s in Canary Wharf hebben dit begrepen. Begrepen, en ten gelde gemaakt.

Omhoog met de lift, met een glazen uitzicht op de omgeving. Een man strak in het pak staat naast me. Waar gaat hij heen? Met wie spreekt hij af? Ik zal het niet weten. Want eenmaal gearriveerd op de bovenste etage, de etage with a view, wordt het zicht gelijk ingenomen door een dame. Een dame op hakken, met lange benen en blond haar. Zij gaat blijkbaar over de reserveringen. Ze werpt een verveelde blik in haar boek. Ja, gereserveerd is er. Even kijkt ze op, geeft een handsignaal.

Aha! Daa komt de volgende dame al aan. Op hogere hakken. Met lange benen, en blond haar. En ook, dat kunnen we zeer goed zien nu, kortgerokt. Het jurkje lijkt verdacht veel op het ensemble van de eerste gastvrouw. Nu begint het zelfs mij ook op te vallen. Ik weet ook gelijk waarom de ogen van mijn mannelijke gezelschap al een tijdje schitteren. Sterker nog, waarom hij dit restaurant, deze bar, of, accurater, dit bar/restaurant/plek voor de happy few heeft uitgekozen. Waarom hij opgelucht ademhaalde toen ik zonder meer akkoord ging. Wist ik veel. Maar mijn mannelijk gezelschap is wat meer thuis in deze contreien.

Deze hooggehakte dame wijst ons met een vluchtig gebaar de garderobe, drie meter verderop. Absoluut noodzakelijk, deze hadden we zonder haar natuurlijk niet kunnen vinden. We moesten eens verdwalen! En achter de garderobe? Een volgende dame. Een knap gezicht. Nee, niet met blond haar. Ze is donker. Helaas zit ze achter een soort van toonbank en kunnen we haar rok- en beenlengte niet goed zien. Maar het is genoeg. Tyra Banks, eat your heart out. England’s next top model, here I come. Deze allercharmantst glimlachende, vriendelijke versie van Naomi Campbell neemt de jassen en tassen aan en geeft ons een nummertje. Op een stukje papier. En roept de volgende dame aan. Vol verwachting kijken wij op. En jawel hoor, ook deze is, ja inderdaad: op de allerhoogste hakken, met lange benen, en blond haar. Zij gaat ons voor naar onze tafel. Mijn blik valt op haar kuiten, een beetje wiebelig op de stiletto’s. Je kunt haar spieren uittekenen.

Nou. We zitten. De verwachtingen zijn hooggespannen. De mannen zijn aan hun trekken gekomen. Nu ik nog. Ik kijk hoopvol op als de ober aan onze tafel komt. Een stem met een accent. Een zuidelijk accent. Spannend. Een hagelwit jasje, zwarte broek. Dan loopt er een van de blonde nimfen langs. Ze steeds een kop boven de ober uit. Ja hoor! Natuurlijk! Voor de gastvrouwen is een modellenbureau aangetrokken. Voor de obers, als je eenmaal binnen bent, een blik Zuid-Italiaanse sardientjes. Van één meter zestig hoog. GRRRR. Ik noteer: voortaan zelf research doen voordat ik in Canary Wharf, testosteronparadijs voor yuppen, uit eten ga. Ik ruk de cocktailkaart naar me toe. Geen mojito’s. Alleen mojita’s. Ook dat nog.

Een mojita en een fles rode wijn later, neem ik me voor om het hele Canary Wharf eens flink te feminariseren. Deze gedachte houd ik vast tot in het hotel. Ja, het hotel in Docklands. Dat de taxi-chauffeur zowaar nog weet te vinden ook. Mijn hoofd tolt een beetje. Morgen is het weer vroeg dag. Op de kamer bel ik de roomservice. Twee grote flessen still mineral water, if you please…