zaterdag 31 maart 2007
Avonturen met de TomTom
Vroeger, met mijn ouders op vakantie, haalde ik van te voren een stapel kaarten bij de ANWB. Stippelde de meest efficiënte wegen uit naar Italië of Zuid-Frankrijk. Alle bezienswaardigheden of secundaire wegen sloeg ik over. De eindbestemming was het doel. Geen geflierefluit. Zo weinig mogelijk oponthoud. Doorrijden. Eenmaal op pad zat ik pontificaal naast mijn vader, op de bijrijderstoel. Want van mijn moeder, die schat, heb ik dit talent niet geërfd. Zij zat achterin met mijn zusjes. Een berg routepapier lag aanvalsklaar op mijn schoot, en nog wat niet direct nodig was onceremonieel in het dashboardkastje gepropt. Een Europese overzichtskaart, voor de hele route. Landkaarten, voor delen ervan. En streekkaarten, voor na aankomst. Een wegengids in boekvorm vond ik niets: dan is een land opgedeeld in kleine, hapklare stukjes. Dan is het moeilijk het totaalplaatje te zien. Kan je niet in een oogopslag opmaken hoe je van A via B naar C moet komen. Nee, halverwege het traject A - B houdt de bladzijde op. Tien pagina’s verder gaat het weer door. Je blijft bladeren. Meer iets voor dagjesmensen, niet voor de serieuzere toerders.
Enige jaren geleden kwamen de online routeplanners in het vizier. Op een website typte je begin- en eindpunt in, een zwarte doos ging aan het rekenen, en spuugde het ideale parcours uit. Op een minuscuul tekeningetje zag je dan de aan te houden wegen. Een vergrootglas was geen overbodige luxe. Uitgeprint was het al helemaal niet meer te volgen. Ja, natuurlijk gaven ze er wel een uitleg bij, maar dat maakte het niet veel beter. ‘Deze weg gedurende 89,9 km volgen.’ ‘Neem de afslag naar links’. Welke weg? Welke afslag? Op welk bord moet ik letten? Bij welke stad zijn we? En op welke weg zou ik me moeten bevinden? Vergeet het antwoord maar. Dat komt niet. Hopeloos verloren is een ieder zonder kompas en zichzelf extreem uitrekkend en flexibel meetlint. De routeplanners zijn eigenlijk alleen nuttig voor het vinden van een eindbestemming in een onbekende stad, waar je zelf al naar toe bent gereden. Ik vertrouwde nog gewoon op de ouderwetse wegenkaarten van de ANWB. Of Michelin.
Vorig jaar was ik aan een nieuw mobieltje toe. Mijn wederhelft, met de neus altijd op scherp, kwam een mooie aanbieding tegen. Een TomTom bij een nieuwe telefoon! Bijna te mooi om waar te zijn! Dus op naar de winkel, de dag volgend op de advertentie. Nee, u raadt het al, 'helaas, het spijt ons zeer, niet meer verkrijgbaar'. Het had storm gelopen. Velen waren ons in die achttien uur, inclusief vijftien uur sluitingstijd, reeds voorgegaan.
Nu hadden we daar al rekening mee gehouden: dit soort aanprijzingen zijn vaak niet meer dan een lokkertje om de klant, bij gebrek aan het aangebodene, een andere, duurdere uitvoering aan te smeren. Dus de hoop was vervlogen. Maar de verkoper ging voor ons bellen. En er bleek nog een exemplaar beschikbaar te zijn, ergens in Amsterdam-Oost. Op pad. En ja hoor, niet alleen was ik even later de trotse eigenares van een nieuwe telefoon (met een tweejarig abonnement, dat dan weer wel. Maar ik ben van plan nog wat langer mee te gaan, dus dat deerde me hoegenaamd niet) en een heus navigatiesysteem. De moderne tijd brak ook en route aan.
Nou. TomTom, of Tommetje, zoals hij (zij?) al gauw genoemd werd, meteen geïnstalleerd. Met een mooie damesstem erop. Ik heb altijd liever herenstemmen, maar ja, maak me er niet genoeg druk om. Een dame dus. Een adres ingetoetst. Het apparaat rekent de route uit. En we gaan op weg. Nog geen tien kilometer later, op redelijk bekend terrein dus, stuurt de omfloerste vrouw ons een zijpad in. Ik sputter tegen. Dit kan niet de beste weg zijn. Maar mijn gezelschap is vastbesloten: Tommetje heeft er voor doorgeleerd. Die zal het dus wel weten. Dus wij hobbelen vrolijk het smalle weggetje in. Draaien naar rechts. En volgen de hoofdweg op een zijspoor. Met kuilen, overstekende ganzen, kippen, fietsers, spelende kinderen, bruggetjes, en scherpe bochten. Een gemiddelde snelheid van twintig, dertig kilometer per uur. Naast ons razen de gelukkigen met honderd voort. En natuurlijk, na een tijdje mogen we weer naar rechts. Terug de doorgaande route op. Een flink tijdsverlies. Wat niet zo erg zou zijn geweest, ware het niet dat we echt strak op schema moesten blijven. Ja, wel van het landschap genoten natuurlijk. Tussen het bakkeleien door.
Dit blijkt snel een terugkerend thema in de daaropvolgende uitstapjes. Tommetje wijst de weg. Ik, inmiddels gelouterd, zit er met een verfrommelde kaart bovenop. Of simpelweg met mijn richtinggevoel. En ik betwist de keuzes van Tommetje. De bestuurder geeft geen krimp. Ik wel. Ruzie met de TomTom.
Dit moet vast een patroonsverwisseling zijn. Ik zie wel eens een bord van een verzekeringsmaatschappij, langs de randweg. ‘XX% kans dat een ruzie over de route gaat’, of zo iets. De uitspraak suggereert dat zo’n meningsverschil zich dan tussen echtelieden afspeelt. Maar ik weet de ware oorzaak: de TomTom. Tommetje. Hoe te argumenteren met een stuk elektronica? Met een computer? Onmogelijk. Niet te winnen.
Maar, ik geef toe, op mooie plekjes kom je wel. Ook in den vreemde…
vrijdag 30 maart 2007
Nog even. De Winter.
Maar dan. Als je een rustige tijd in het jaar hebt uitgezocht. De schoolvakanties en files vermeden hebt. Naar een nog niet zo bekend gebied gereden bent. Met een authentiek dorpje, geen Bijlmer in de Alpen. Houten huisjes. Daken die bijna bezwijken onder een metersdikke deken sneeuw. Knusse restaurantjes. Oude, vervallen hutjes her en der verspreid. Schilderachtig in de ondergaande zon. Nog schilderachtiger in het donker.
De volgende ochtend, vroeg, als je boven bent, op die berg. De ruimte. De rust. De omgeving. De schone lucht. De zon. Kwetterende vogeltjes. Sporen van marmotten, van herten, hazen, wie weet wat allemaal, in de verse witte massa. Daar, daar beweegt iets! Goed kijken nu.
Je glijdt bijna gewichtsloos over de knisperende sneeuw. Je adem is zichtbaar in de ijskoude, droge lucht. Een windje snijdt langs je oren. Je trekt je muts nog even verder naar beneden. Een nieuw spoor vormt zich. Een ritme. Links, rechts, links, rechts. Grote bocht. Zweven. Zoeven. Bewegen. Verder. Harder.
Buiten adem zak je op een vrijwel leeg terras neer. Bestelt een warme chocolademelk. Met slagroom. En een scheutje rum, want dat heb je wel verdiend. Even krachten opdoen. Zo weer op pad.
Aan het eind van de week gaat het merkbaar makkelijker. De lichte spierpijn van de tweede dag is verdwenen. Je uithoudingsvermogen is met grote sprongen verbeterd. De spieren tekenen zich af onder je huid. De bleekwitte winterkleur van je gezicht heeft plaatsgemaakt voor een gezonde blos. De onwelkome twee kilo’s die er met de Kerstdagen bij waren gekomen, zijn nergens meer te bekennen. Dit alles ogenschijnlijk zonder moeite. Zonder kleffe apparaten in een zweterige sportschool. Zonder ingewikkelde diëten. Je doet nog een extra rondje ’s avonds. Trekt snel een sprintje om de laatste lift te halen. Ze sluiten altijd veel te vroeg.
Te snel komt de laatste dag. De laatste helling. De laatste bocht. De laatste sneeuw. Het afscheid. De terugreis. Volgend jaar weer. Volgend jaar altijd weer.
Dus daarom. Wintersport. Ik zou alleen wel willen dat er maar één berg open was. Alleen voor mij, mijn familie en vrienden. De rest mag dan weer worden zoals honderd jaar geleden. Maar ja, dat willen de mensen in de lift achter mij ook wel.
woensdag 14 maart 2007
De Pauze
Een vrouw trekt de deur dicht. Ze lijkt jong nog, zo van een afstand. Slank. Licht gespierd. Het haar in een staart. Ze heeft een fles water in de hand, neemt een laatste slok, aarzelt, zet het in de voortuin neer. Voor straks, voor het uitlopen. Ze strikt haar veters nog eens. Legt een dubbele knoop. Trekt haar sokken op. De in wit gehulde enkels steken af tegen haar blote huid. Stoere schoenen, zwart en grijs. Dichterbij verraden haar ogen dat ze meer gezien heeft dan ze op het eerste gezicht prijs geeft. Dan ze prijs wil geven.
dinsdag 13 maart 2007
Avonturen in een wijnland IV: Rondproeverij
Een hond rent naar buiten. Blaft. Rent over het plateau. Werpt een halfvergane mand omver. De man begint te schreeuwen, bedenkt zich, houdt zich in, loopt naar de hond toe. Geeft hem een ruwe aai over de kop. Het is een mooie dag vandaag.
Wordt (wellicht) vervolgd…
Fijnproeverij (1 maart 2007)
Blindproeverij (27 februari 2007)
maandag 12 maart 2007
The Waterboys – Het Paard 11 maart 2007 – Recensie
Den Haag. De naam alleen al roept een vloed aan herinneringen op. Jeugdherinneringen. Opgegroeid onder de rook van de stad – of dorp, hier zijn de meningen nog altijd over verdeeld – bracht ik er een groot deel van mijn tienertijd door. Later, toen ik in Rotterdam studeerde, gaf ik na een jaar mijn woonruimte in de Maasstad op en betrok twee kamers in de Residentie. Hier bleef ik evenwel ook niet lang, want ongedurigheid heeft zich diep in mijn karakter verankerd. Dan ging ik weer eens naar het buitenland of een poosje terug naar Rotterdam. Maar op een gegeven moment kwam ik vanzelf weer in Den Haag terecht. Totdat Amsterdam zich aandiende, en ik met die stad als basis voor kortere of langere perioden in het buitenland verbleef. Naar Den Haag ben ik niet veel meer teruggegaan.
Het doel van deze avond was het optreden van The Waterboys. Ja, misschien moet u nu diep graven in het geheugen. Opgericht aan het begin van de jaren tachtig, maakte deze band furore met hits als A Girl Called Johnny en The Whole of the Moon. In 1993 ging de groep uit elkaar, maar voorman Mike Scott pikte de draad in 2000 weer op en violist Steve Wickham doet sinds die tijd weer mee.
Het concert was uitverkocht. Het publiek verrassend divers: zeker, vele krasse rockers uit de begintijd, maar ook jongere hoofden waren er volop te onderscheiden. De band begon, zonder de versterking van een voorprogramma, precies op tijd met materiaal van hun nieuwste album. En wist de aandacht te trekken. Een nog jong ogende Mike op zang en gitaar en Steve in een soort glimmende vaudeville jas op viool vormden duidelijk de ruggegraat van de groep: zij speelden samen, draaiden tegelijk pirouettes, raakten eensgezind verstrikt in de snoeren. De rest van de band volgde. Het resultaat was een goed lopend muzikaal samenspel, sterk leunend op repeterende melodielijnen. Vanaf het openingsnummer stond het publiek mee te deinen. De teksten van het nieuwere werk waren niet al te ingewikkeld en werden al snel meegezongen. Dat geeft meteen ook wel een zwakker punt weer: het was af en toe wat al te simpel. Wat al te veel neigend naar jaren-tachtig stadionrock. Wat al te veel Europe. Gelukkig keerde Scott na niet al te lange tijd weer terug naar zijn met Pan-dwepende alter ego die lyrisch het publiek bespeelde. Als een soort rattenvanger van Hamelen stond hij op het podium, zweepte onderkoeld zijn publiek op, zeer zelfverzekerd en vooral ook zeer Brits. Maar geen moment kregen de toeschouwers het idee dat hij er louter en alleen stond om geld te verdienen. Zeker de wisselwerking met Wickman sprankelde van een jeugdig plezier.
De band keerde na een korte pauze terug voor de toegift. Het publiek schreeuwde om de twee bekende hits, verwachtte ze, eiste ze bijna, maar Scott gaf geen krimp. Waar hij bij eerdere concerten, zoals in 2001 in Paradiso, nog wel braaf het oude materiaal ten gehore gaf, sloeg hij het nu over. En dat was niet geheel onprettig.
vrijdag 9 maart 2007
Estrapade
De stilte beklemmend
Om de hoek
De angst gespannen
Op de loer
Bang voor
jezelf
Volume open
Volg de beelden
Schakel sneller
reflectie
Verdruk het denken
Vul de leegte
Ontken de geest
de mens
Te veel, te vol
Kloppende slapen
Klappende kaken
niet duren
Op het gedruis
Het verstand verlossend
Uit het gevang
Hoe goed
de rust
zondag 4 maart 2007
Avonturen in een wijnland (III): Vrijproeverij
De man richt zich op. Inspecteert zijn handen. Kleine spatjes bloed kleuren de groeven, laten rode sporen na. Hij trekt een grove, ietwat vale zakdoek tevoorschijn en veegt zijn palmen schoon. Vervolgt zijn weg. Loopt over het zandpad, een van de velen, in een rechte lijn aangelegd over de krommende heuvels. Ziet de ranke planten, zij aan zij opgesteld, zich voedend aan de rijke grond. Zich vast klampend aan een lange rij stokken, net een paar weken geleden door hemzelf liefdevol vastgebonden. Hij inspecteert ze, geconcentreerd nu. Dauw heeft zich op de jonge bladeren verzameld. De zon wordt weerspiegeld in duizenden druppels. Een samenzang. De lente is voelbaar in de lucht. Nog even en de vruchten zullen beginnen te groeien. Nog even en het leven zal te voorschijn komen. Zal zich beginnen te ontwikkelen. Nog even.
Een maand of zes na de belevenissen bij ons eerste wijnchateau is het voorjaar in volle gang. De zon schijnt lustig, het gras is groen, en de, jawel, vogeltjes zijn druk in de weer met nesten bouwen en voor nageslacht zorgen. Op deze bijna zomerse zaterdag in mei is het feest voor de ware, en ook de ontluikende, wijnliefhebber. Wat het is tijd voor de caves ouvertes. De traditie in het Zwitserse canton van Genève, aangrenzend aan onze Haute Savoie, bestaat in 2007 twintig jaar. Op deze dag openen een kleine honderd caves, chateaux en domaines hun deuren voor het grote publiek. Overal kan gedronken, geproefd en gekeurd worden. Gratis. Voor hapjes wordt ook gezorgd. En de meeste gelegenheden vergeten ook de muziek niet: de plaatselijke blues, jazz of fanfarebands doen goede zaken. Zo viert men de oogst van het voorafgaande najaar. En probeert deze te promoten, dat ook.
We lopen over de afgesleten keien de toegangspoort door. Hier is het al niet veel anders, de muziek alleen wat luider wellicht. Onze vrienden vinden we op een geruit picknickkleedje onder een imposante eik. Ze hebben al wat vooronderzoek gedaan, en de glazen staan te wachten. Inderdaad, knikken we, niets mis mee, met deze Pinot Noir. Even later begeven we ons naar de cave van het domein waar het, inmiddels wat bekendere, ritueel van het wijnproeven begint. Met als enige verschil dat het wat hectischer is allemaal. Toch vinden we wel enige variëteiten die ons kunnen bekoren, en slaan we gretig onze slag. Want dat is natuurlijk wel de bedoeling van het vrijproeven van vandaag. Maar de kunst van de wijnmakerij verstaan ze óók in Zwitserland, dus het is geen bezwaar. Zeker niet zelfs.
Lichtelijk aangeschoten slepen we ons aan het eind van de dag onze buit naar de auto. De trouwe Twingo staat ietwat eenzaam te wachten op het smalle weggetje. Her en der bevindt zich nog een ander gezelschap, de man steevast met een stapel koopwaar in karton of hout voor zijn beuk balancerend, de vrouw met de kinderen aan de hand. Vlug deponeren we de dozen in de achterbak, kleedje erover heen. Nu nog even de grens over. En de grens, dat wil nog wel eens hindernis zijn. Het blijft altijd spannend: houden ze ons aan of niet? En vragen ze dan alleen om een paspoort, of staan de speurhonden al op scherp? We zijn ver over te toegestane limiet van twee flessen wijn per persoon. Maar de Zwitserse douane lijkt ook aangeraakt te zijn door deze perfecte dag en laat ons met rust. Zo ook de Franse. En vrolijk tuffen we in de schemer huiswaarts.
Wordt (wellicht) vervolgd…
Voor informatie over de caves ouvertes en een sfeerbeeld, zie hier:
Fijnproeverij (1 maart 2007)
Blindproeverij (27 februari 2007)
donderdag 1 maart 2007
Avonturen in een wijnland (II): Fijnproeverij
De man loopt de trap af. Zet zijn voeten op grote grove stenen. Geen enkele is het zelfde. Ogenschijnlijk lukraak naast en op elkaar gezet, eeuwen geleden, tezamen een geheel vormend. Bijeengehouden door het verstrijken van de tijd, om hem nu, vandaag, als trap te dienen. En gisteren. En morgen. En, hopelijk, nog vele dagen in de toekomst. Zijn gedachten zijn namelijk elders. Bij zijn grootvader die niet wil instemmen met zijn voorzichtig geopperde plannen. Die hem hierin niet kan volgen. De tijden veranderen, voor hem, voor zijn pasgeboren zoon. Voor de eigenaars van het andere landgoed in de vallei, de buren. En mededingers. Maar niet voor zijn grootvader. Deze leeft nog in een verloren wereld. Het oude huis dreigt te vervallen. Behoeft dringend onderhoud. De manshoge vaten vallen ten prooi aan de ouderdom, staan op het punt het op te geven. De vermoeide wijnstokken leveren niet genoeg meer op om uit de kosten te komen. Andere methodes zijn nodig. Vernieuwing op kleine schaal. Met oog voor traditie moet hij zich aanpassen. Anders zal het erfgoed in de vergetelheid raken. Zal de toekomst van zijn zoon verloren gaan. Zal hij naar de stad moeten trekken.
Hij let niet op. De loszittende steen beweegt onder zijn gewicht. Zijn voet glijdt weg, hij wankelt even. Zijn handen grijpen de overhangende struik. Vangen zijn gewicht op. Doornen snijden zijn huid open. Hard. Meedogenloos. Voor de tweede keer weerklinkt een zachte vloek.
Het wijnproef avontuur op het buurtfeest verliep verder voorspoedig. Gebroederlijk dronken wij met de pleinbewoners en lalden we mee in het Frans. Want Engels, daar had men weinig mee. En allen riepen nu te pas en te onpas Côtes du Rhône. Het werd zo gezellig, dat op een gegeven moment het halve plein met kleding en al in het zwembad belandde. Wel ja. En wie niet in het water lag, of al te snel weer was opgedroogd, kon hier niet lang van genieten: daar zorgden de lieftallige buren wel voor. Een grote plons volgde. Gelukkig was het een zonnige dag in juli.
Tijdens ons verblijf in Frankrijk mochten wij ons verheugen op een gestage stroom bezoekers uit Nederland. Grappig, hoe populair je opeens wordt als je in het buitenland woont. Familie en naaste vrienden, maar ook verre kennissen wisten ons te bereiken. En nieuwe kompanen waren ook verrassend snel gevonden. Men kwam in de winter, om gebruik te maken van de witte hellingen, en in de zomer, om zich te warmen aan de Franse zon. En velen waren ook wel geïnteresseerd in de wereld van de wijnen. En de Franse varianten genoten, alle ophef over de nieuwe wereld ten spijt, over het algemeen de voorkeur. Voor de visite was het bezoek dan ook een uitgelezen gelegenheid om eens een echt chateau te bezoeken.
Eerst maar eens advies in gewonnen bij al wat beter ingeburgerde collega’s. Waar heen te gaan met onze geëerde gasten? Wie heeft er nog een leuk adres, een gouden tip, waar gegarandeerd goede wijn gemaakt wordt? Waar we mee voor de dag konden konen? Want door de mand vallen, wij als wereldburgers, als kenners van het goede leven, wilden we liever niet. Door de façade mocht niet heen geprikt worden.
Op een zaterdag in december propte iedereen zich in de auto. Het was zo’n dag waarop de kou de botten bevroor. En verstijfde. We gingen op pad. Op wijnexpeditie. De Twingo, bergkarretje bij uitstek, zwoegde zich tuffend over steile paadjes en langs diepe afgronden. Onvervaard ploegde zij voort. Opeens waren we omringd door een zee van wijnranken. Kaal, want de oogst was al lang en breed binnengehaald. Een ietwat gebogen man liep langs de kant van de weg, keek nors op, verstoord door de herrie. In de verte doemden de donkere contouren van het kasteel al op. En werden groter. En groter. Enige nervositeit maakte zich van ons meester. Wat gingen we doen, daar? Wij, als Hollanders, in het hol van de leeuw, bewaakt door de Franse wijnboer. Uitgelachen zouden we worden, bespot, weggehoond. Misschien bezat de kasteelheer nog wel een oud jachtgeweer. Misschien had hij een aantal agressieve honden om zijn terrein te bewaken. Misschien…
Vastbesloten om de schijn op te houden en ons indien nodig achter onze gasten te verschuilen, vermanden we ons zelf en draaiden zelfbewust het terrein op. Grind knarste. Een hond blafte. Dus toch… Waar nu heen? We konden toch moeilijk recht voor het bordes parkeren. Ah, wacht! Een bordje! Met aanwijzingen voor de parkeerplaats. Aanwijzingen! Een goed teken. Dat betekende dat bezoek welkom was. Dat er een kans bestond dat ze ons niet gelijk de deur zouden wijzen. En op de parkeerplaats troffen we nog meer positieve signalen aan: er stonden nog een aantal autootjes. Klein, oud, en gebutst. Onze Twingo voelde zich al gelijk thuis.
Een volgend bordje wees ons de weg naar de cave. Geopend elke zaterdag van drie tot zeven. Dat was ook in ons voordeel: het was half 5. Niet te vroeg, niet te laat. Het bleek een licht verzakt, ruwstenen bijgebouw. Een zware deur, gemaakt van verweerd hout. Vol verwachting bewogen wij de klink naar beneden…
Een lucht zwaar van warmte, alcohol en verstreken tijd sloeg ons tegemoet. Veel hout. Krukken, een paar wankele tafeltjes. Stormlantaarns. Een knoestige bar. Hieraan drie mannen, verweerde gezichten, geruite trui, smoezelige broek van onbestemde herkomst, zwarte pet. Met een stuk of zes glazen voor zich. En een schaaltje met wat stukken lokale worst. Druk gebarend in gesprek. Duidelijk kind aan huis hier. In een hoekje een stel van middelbare leeftijd. Netjes gekleed. Hij rokend, zij voorzichtig nippend aan haar witte wijn. Waarschijnlijk ook voor het eerst hier.
De barman keek ons niet onvriendelijk aan en slingerde ons een woord van welkom toe. Op de toog lag een geplastificeerd papier. Hierop genoteerd de wijnen en prijzen. Een aantal variëteiten bleek reeds uitverkocht. Of we wat wilden proeven. Nou, dat wilden we wel…De jassen gingen uit. Glazen werden ingeschonken. Een bodempje slechts, want er was nog genoeg keuze over. Met een fijnzinnige uitdrukking namen we kleine slokjes. Lieten we de drank rondtollen. Bekeken we de kleur. De stroperigheid. Becommentarieerden we de afdronk. Om uiteindelijk met flink wat dozen onder de arm zelfvoldaan terug te keren naar de parkeerplaats. De ijzige plattelandslucht was welkom na het verblijf binnen. Het kasteel werd door vele lampen opgelicht in het donker. De hond bleek allervriendelijkst. De gasten waren tevreden, onder de indruk. Thuis trots een van de aankopen geserveerd. Deze proef hadden we mooi doorstaan!
Wordt (wellicht) vervolgd…
In deze serie verscheen ook: