woensdag 14 maart 2007

De Pauze

Een vrouw trekt de deur dicht. Ze lijkt jong nog, zo van een afstand. Slank. Licht gespierd. Het haar in een staart. Ze heeft een fles water in de hand, neemt een laatste slok, aarzelt, zet het in de voortuin neer. Voor straks, voor het uitlopen. Ze strikt haar veters nog eens. Legt een dubbele knoop. Trekt haar sokken op. De in wit gehulde enkels steken af tegen haar blote huid. Stoere schoenen, zwart en grijs. Dichterbij verraden haar ogen dat ze meer gezien heeft dan ze op het eerste gezicht prijs geeft. Dan ze prijs wil geven.

Ze loopt altijd alleen. Heeft geen behoefte aan gezelschap. Gezelschap, dat is juist wat ze kwijt wil raken. Waar ze al meer dan genoeg van heeft. Altijd. De hele dag. Op haar werk, thuis, in de trein, de file, het vliegtuig, het café, het theater. Nooit is ze alleen. Geen moment voor zichzelf. Geen rust. Maar nu wel. Niemand die het tempo opvoert, of vertraagt. Of verstoort. Het is haar tempo nu. Haar manier. Voor haar geen groepjes vrouwen die op een vaste dag, een vast tijdstip, met de vaart van de langzaamste een rondje joggen. Ze gaat wanneer ze tijd heeft. Ze gaat wanneer ze zin heeft. Ze gaat waarheen ze wil. Ze neemt ook geen muziek mee. Te storend. Sluit haar af van de buitenlucht, van de omgeving, van haar denkwereld. Zij, ze loopt met haar gedachten. En met het ritme van haar benen. Stoppen is geen optie. Eenmaal begonnen loopt ze de afstand uit. Altijd. Helemaal.

Daar gaat ze. Na een kilometer of drie, vier zijn haar ledematen opgewarmd. Haar spieren beginnen het te begrijpen. Haar hoofd herinnert zich waarom ze dit doet. Nog tien minuten verder en ze is op het dode punt. Hier heeft de wind het meeste vat. Tegenwind. Verrassend sterk. Dodelijk voor de motivatie. Maar ze weet, volhouden nu, straks begint de terugweg. En volgt de beloning. Het zweven over de weg. Het vliegen. Met de eindstreep in zicht legt ze er altijd nog een schepje bovenop.

Haar hersenen nemen een geluid waar. Iets aparts. Wat op de een of andere manier niet op zijn plaats lijkt. Haar aandacht is gewekt, ze luistert aandachtiger nu. Registreert het bewust. Een vermoeden vormt zich in hoofd. Dat kan toch nog niet, nu, zo vroeg? Halverwege maart. De tweede, misschien derde, mooie dag van het jaar. Bijna laat ze het los, negeert ze het. Bijna loopt ze het mis. Maar iets in haar speelt op. Ze kijkt om. Knijpt haar ogen samen. Dus toch.

Haar snelheid neemt af. Haar passen volgen elkaar met grotere pauzes op. Haar lichaam ontspant zich. Haar ademhaling vertraagt. Ze loopt er op af. Lammetjes. Blèrend. Blatend. Dartelend. Spelend. In de wei. In de zon. Een patroon doorbroken. Lente.

Geen opmerkingen: