vrijdag 30 maart 2007

Nog even. De Winter.

Ik weet ook wel: het is verderfelijk. Verderfelijk, wat ze de natuur aandoen. Wat ze de bergen aan doen. Betonnen flats. Uit de grond gestampte dorpen op tweeduizend meter hoogte. Bevoorraad door een aaneengeregen rij diesel uitwasemende vrachtwagens. Van tijdelijke inwoners voorzien door een gelijke rij touringcars. Uit Nederland, België, Duitsland. Oost-Europa nu ook. Meer en meer Russen. Puffende auto’s in de file omhoog, en een week later weer omlaag, met al even hard puffende gezinnen erin. Boomkap. Kale hellingen. Bodemerosie. Overstromingen. Grote liftinstallaties die het landschap ontsieren. Die vele, vele kilowatts aan elektriciteit opslurpen. Hossende mensenmassa’s die geholpen door vele liters bier, glühwein en jagathee uit volle borst meegillen met stampende, hersenverwekende muziek. Boem! Boem! Boem! Ik kan me er over opwinden. Het zou niet moeten mogen.

Maar dan. Als je een rustige tijd in het jaar hebt uitgezocht. De schoolvakanties en files vermeden hebt. Naar een nog niet zo bekend gebied gereden bent. Met een authentiek dorpje, geen Bijlmer in de Alpen. Houten huisjes. Daken die bijna bezwijken onder een metersdikke deken sneeuw. Knusse restaurantjes. Oude, vervallen hutjes her en der verspreid. Schilderachtig in de ondergaande zon. Nog schilderachtiger in het donker.

De volgende ochtend, vroeg, als je boven bent, op die berg. De ruimte. De rust. De omgeving. De schone lucht. De zon. Kwetterende vogeltjes. Sporen van marmotten, van herten, hazen, wie weet wat allemaal, in de verse witte massa. Daar, daar beweegt iets! Goed kijken nu.

Je glijdt bijna gewichtsloos over de knisperende sneeuw. Je adem is zichtbaar in de ijskoude, droge lucht. Een windje snijdt langs je oren. Je trekt je muts nog even verder naar beneden. Een nieuw spoor vormt zich. Een ritme. Links, rechts, links, rechts. Grote bocht. Zweven. Zoeven. Bewegen. Verder. Harder.

Buiten adem zak je op een vrijwel leeg terras neer. Bestelt een warme chocolademelk. Met slagroom. En een scheutje rum, want dat heb je wel verdiend. Even krachten opdoen. Zo weer op pad.

Aan het eind van de week gaat het merkbaar makkelijker. De lichte spierpijn van de tweede dag is verdwenen. Je uithoudingsvermogen is met grote sprongen verbeterd. De spieren tekenen zich af onder je huid. De bleekwitte winterkleur van je gezicht heeft plaatsgemaakt voor een gezonde blos. De onwelkome twee kilo’s die er met de Kerstdagen bij waren gekomen, zijn nergens meer te bekennen. Dit alles ogenschijnlijk zonder moeite. Zonder kleffe apparaten in een zweterige sportschool. Zonder ingewikkelde diëten. Je doet nog een extra rondje ’s avonds. Trekt snel een sprintje om de laatste lift te halen. Ze sluiten altijd veel te vroeg.

Te snel komt de laatste dag. De laatste helling. De laatste bocht. De laatste sneeuw. Het afscheid. De terugreis. Volgend jaar weer. Volgend jaar altijd weer.

Dus daarom. Wintersport. Ik zou alleen wel willen dat er maar één berg open was. Alleen voor mij, mijn familie en vrienden. De rest mag dan weer worden zoals honderd jaar geleden. Maar ja, dat willen de mensen in de lift achter mij ook wel.

Geen opmerkingen: