Nee, ik heb geen midlife crisis. Dat punt hoop ik nog niet bereikt te hebben. Ook ben ik niet tegen een molenwiek aangelopen. En aspiraties om een Echte Man aan de haak te slaan heb ik ook al niet. De reden ligt ergens anders. Is vrij simpel, eigenlijk, als je er over nadenkt.
Een paar jaar geleden las ik, met de auto Italië doorkruisend, van Genua tot Sicilie, het boek Vroom with a view van Peter Moore. Deze stapt op een Vespa uit ’61, uiteraard Sophia gedoopt, en trekt zo van Milaan naar Rome. Al hortend en stotend pruttelt de scooter verder. Echt opschieten doet de auteur niet, hij doet er zo’n drie maanden over, maar genieten wel. Volop. Het leek mij wel wat. Alleen, wel iets sneller, misschien. Dan kom je ook nog eens ergens.
Sinds september woon ik weer in Nederland. En heb wat last van heimwee. Niet zozeer naar het land, of dorp, dat ik achter liet, want ik ben al vele leuke plekken tegengekomen en weet dat er meer plaatsen zijn op de wereld waar het goed toeven is. Waar je je thuis kan voelen. Nee, het is meer heimwee naar een gevoel. Het gevoel van vrijheid. Met niemand iets te maken hebben. Lekker doen wat je zelf wilt, je bent er toch maar tijdelijk. Geen mens die je verstaat. Alle opties zijn weer open. Wat zal er morgen weer gebeuren? Wie zal ik ontmoeten? In Nederland is het allemaal wat voorspelbaarder. Wat saaier. Wat trouwens ook wel een reden was om terug te komen. En wat over een paar jaar weer een reden zal zijn om te vertrekken. Als u het nog volgt.
Maar goed, voorlopig in Nederland. En hier geen bergen. Wel veel vlak land. Dit opent weer andere opties. Één plus één is drie, dus was de logische conclusie: motorrijles. Tenminste, voor mijn wederhelft (ik blijf die aanduiding bij gebrek aan beter maar gebruiken). En ik kon dan wel achterop. Of in een zijspan. Ja, lekker. Je lot in vreemde handen leggen. Er op vertrouwen dat de ander wel weet wat hij doet. Daar ben ik over het algemeen wel goed in. Niet dus. Dat was geen optie. En trouwens, dat ik als klein, zielig meisje achter zou blijven en mijn angst zou toegeven ook niet. Dan beland ik nog liever op het asfalt. Ik zou er dus aan moeten geloven.
Het toeval wilde dat we een aanbieding tegenkwamen van een rijschool. Bij inschrijving voor 31 maart, alle te volgen lessen voor de helft van de prijs. En, als antwoord op de eerste vraag die in mij opkwam, dat blijft gelden, hoe vaak je ook zakt. Twee voor de prijs van een dus.
Op een zonnige zaterdagmiddag vol goede moed op pad. Lichte vlinders in de buik. De spanning stijgt nog een beetje na aankomst. Daar staan ze. Toch wel flinke machines, zo van dichtbij…
Een motorpak uitzoeken. Niet van leer, helaas. Alles veel te groot. Meer op mannen afgestemd. Helm. Handschoenen. De stevige schoenen die ik in een helder ogenblik had meegenomen, worden goedgekeurd. Blijkbaar komen er ook wel eens vrouwen op hoge hakken aan. En op stiletto’s zou het toch echt wat lastiger worden…
De eerste uitleg. Met zijn drieën in een klasje, ik en twee mannen. Die beiden brommerervaring hebben. Met versnellingen. Ik niet. Ja, ik geloof dat ik ooit twintig meter met de brommer van een vriendje heb gereden. En ‘m niet in de sloot heb geparkeerd. Maar dat was het dan ook wel, qua wapenfeiten op een gemotoriseerde tweewieler. De instructeur legt uit: contactsleutel, koppeling, handrem, voetrem, versnelling. Ga maar een stukje rijden. De mannen vertrekken spoorslags.
Ik niet. Ik blijf staan. Want ik mis iets in dat rijtje. Het gaspedaal. Of hoe dat bij een motor ook heet. Enigszins schaapachtig kijk ik de leraar aan. Een tikkeltje meewarig kijkt hij terug. En wijst aan. Met de waarschuwing er voorlopig maar van af te blijven.
Zo. Nu ben ik klaar voor de start. Denk ik. Contactsleutel aan, versnelling in zijn vrij. Starten. Koppeling in, schakelen naar zijn één. En gaan. Maar de motor denkt er anders over. Voelt zeker dat ik nog niet echt overtuigd ben. Pruttelt kort maar krachtig, en slaat meedogenloos af. Nog maar een keer. En nog een keer. Drie maal is scheepsrecht. En daar ga ik. Mijn voeten slepen nog wat over de grond, helemaal zeker ben ik er niet van. Rem nog maar eens. En weer voorzichtig verder. Iets meer de koppeling loslaten, balans vinden. De machine gaat voorwaarts. Voorzichtig zoek ik met mijn voeten de zijsteunen. Zet ze erop. En ik beweeg nog steeds. Val niet om! Maar na twee euforische seconden doemen geparkeerde auto’s voor mijn vizier op. Lichte paniek. Wat te doen? Remmen maar weer. En heel, héél langzaam een bochtje. Het mag geen naam hebben. Maar toch, mijn eerste bochtje! Heel trots ben ik. Totdat ik op kijk. Mijn medecursisten draaien cirkeltjes om me heen. Doen oefeningen. Slalommen tussen paaltjes door. Bah. Bah. Bah.
Uiteindelijk doe ik hetzelfde, laat ik de motor om pylonnetjes heen draaien, er her en der wat omver maaiend, mag ik iets gas geven, stuur ik bochten linksom in, en bochten rechtsom maken, ga zelfs al een stukje in de tweede versnelling, maar altijd als laatste. Altijd als zij al weer met het volgende onderdeel bezig zijn. Ik heb al in de eerste les een redelijke achterstand opgebouwd. En achterstand, daar kan ik niet zo goed tegen. Competitief tot in mijn tenen, dat is een betere beschrijving.
Aan het eind van de les stap ik verhit en moe van het apparaat af. Doe heel snel de beschermende kleding die dampt van de warmte. Ik neem me voor heel veel te oefenen. Net zo lang tot ik het kan. Want opgeven, dat staat niet in mijn woordenboek. Misschien is er wel een leuke boerenzoon te vinden met een eigen weiland, waar ik wat op rond mag scheuren…
Wordt (wellicht) vervolgd…
Foto: Honda.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten