dinsdag 1 mei 2007

Ommekeerrrrrrr...

Om acht uur ’s ochtends ving het vervolgavontuur aan. Erg vroeg voor mij. Zelfs voor mijn werk vermijd ik op dat tijdstip te beginnen. Maar ja, ik moet er wat voor over hebben natuurlijk. Het is maandagochtend. De nacht tevoren, wegens de welbekende weekendjetlag, slecht geslapen. Nog wat wazig verschijn ik dan ook op de inmiddels vertrouwde plek. Mij beter bekend als de folterplaats. Even nog spreek ik mezelf moed in. Mijn mantra is niet ver weg.

Met licht trillende handen start ik de motor. En begin maar weer eens met bochten maken, linksom, rechtsom. Het wil nog niet echt vlotten. Krijg een tip: armen rechthouden. Armen rechthouden? Maar hoe moet je dan draaien? Met je lichaam. Aha. Juist. Ik ben er niet zeker van. Maar ik probeer het. Duw de motor weg, houd mijn armen zo stijf mogelijk, bovenlichaam recht, en de machine valt naar binnen. Ik dwing mezelf mijn voeten op de steunen te houden en niet bij te steppen om het evenwicht te bewaren. Als ik het omval, merk ik het wel. Maar ik val niet om. Geef lichtjes gas bij als ik in de gevarenzone dreig te komen. En draai zowaar netjes een bocht. En nog een. Helaas lukken ze nog niet allemaal. Maar er is vooruitgang.

De instructeur weet niet wat hem over komt. ‘Ben je met het goede been uit bed gestapt, vanmorgen?’ Roept hij me toe. Ik lach.

Vervolgens een achtje. Waar ik tot in den treure op geoefend heb. Totdat mijn armen slap aanvoelden en mijn rug niet meer wilde. Totdat ze mijn neus uitkwamen. Wat ben ik het zat, die achtjes. Ik ben vastbesloten dit nu goed te doen. Ik wil er vanaf. Concentreer me. Haal de net geleerde bochten techniek erbij. En na even oefenen lukt het me aardig. Nog niet perfect, maar ik blijf binnen het parcours. Nog een aantal keer later zwier ik van de ene naar de andere kant alsof ik nooit iets anders doe. Vind het al bijna leuk.

En dan. Mijn moment van triomf. De medecursisten, voorheen bezig met rem- en uitwijkoefeningen op hogere snelheid, worden nu ook tussen de pylonnen doorgestuurd. En zowaar, de leraar vraagt of ze even aan de kant kunnen gaan staan. Eerst kijk ik verbaasd om, word ik nu ook al een circusattractie? Bijgezet in het rariteitenkabinet? Maar nee. Ze moeten kijken hoe ik het voordoe. Zodat ze van me kunnen leren. Als dit duidelijk wordt, val ik alsnog zowat van mijn motor. Ha! Haha! Er is dus toch gerechtigheid.

Nu de instructeur er eindelijk genoeg vertrouwen in heeft, dat ik niet alle geparkeerde auto’s of langskomende bezoekers het ziekenhuis in zal stuiteren, mag ik ook aan de snellere onderdelen beginnen. Ja, en dan openbaart zich pas het echte motorrijden. Dan wordt het pas interessant, en is zo’n machine een stuk minder zwaar. Ik zwier rond, mijn voeten raken af en toe het asfalt, en heb het best een beetje naar m’n zin.

Met alweer flink wat praatjes verlaat ik de les. Babbel wat over motoren hier en examens daar. Maar naarmate de volgende afspraak dichterbij komt, verdwijnt mijn overmoed. Het was vast een toevalstreffer. De sterren stonden natuurlijk uitzonderlijk goed, op een voor mij gunstige positie die eens in de honderd jaar voor komt. Misschien had de bakker wat opwekkende drugs door het meel gemengd. Enzovoorts. Maar een tweede keer zou het me vast niet meer lukken.

Ondanks de schuchtere successen stond ik vrijdag dan ook weer met knikkende knieën klaar. Zoals elke keer bestaat de eerste activiteit uit de halve draai. Ik denk terug aan de tip van de vorige keer. Zit overdreven stijf op de motor. Kan toch de neiging niet bedwingen om, als ik de machine voel buigen, mijn voet op de grond te zetten. Jammer. Maar ik ga door. En dan, lukt het me. En nog een keer. En nog een keer. Ik blijk het nog niet verleerd. En het blijkt de gouden tip. Fluitje van een cent nu, zo’n halve draai. Niet alleen meer een toevalstreffer, voor het eerst heb ik het gevoel dat ik het voertuig onder controle heb. Dat het me misschien een volgende keer ook wel zal lukken.

En wederom moet een medeleerling mijn voorbeeld volgen. Ik zie hem knarsetanden, vond zichzelf al zo stoer natuurlijk, al vier lessen aan het crossen terwijl ik, dat klunzige meisje, die vreselijke manoeuvres moest doen. Maar nu blijkt dat het toch echt wel wat oefening vereist, moet hij er ook aan geloven. Pas als hij achter mij aan rijdt, de bocht in, lukt het hem ook om de oefening uit te voeren volgens het boekje. Ik gniffel onder mijn helm. Maar goed dat deze mijn hele gezicht bedekt. Het is vast niet erg vrouwelijk, om je hierover zo te verkneukelen. Maar ach, u vergeeft het me wel. Bijna had ik de handdoek in de ring gegooid. Bijna dacht ik dat het me echt niet zou lukken, dat ik gewoon geen talent had. Maar nu blijkt dat de medeleerlingen het ook niet kunnen. En ik, na de nodige bloed, zweet en tranen, wel. Vergeten zijn de spierpijn, de vernederingen, de stress.

Ik zou me nog druk kunnen maken over het feit, dat ik waarschijnlijk slechts vanwege mijn vrouw-zijn zo lang de lage snelheidsoefeningetjes moest doen, terwijl de ‘mannen’ al eerder over mochten op snellere exercities, zonder de langzamere echt onder de knie te hebben, maar ik doe het niet. Deze keer niet. Het moment is te goed.





Wordt vervolgd…



Wat eraan vooraf ging:
Kaboemmmmmmm... (22 april 2007)
Vroemmmmmmm... (11 april 2007)

Geen opmerkingen: