Het lijkt al weer een tijdje gelden. In de tussenliggende dagen is er weer veel gebeurd. Zoals bijna elke week tegenwoordig. Was het echt pas afgelopen zaterdag? Ja, ik geloof het toch wel.
Het oudste bevrijdingsfestival van het land bestaat al sinds 1980. Voor mij was het mijn eerste bezoek sinds een jaar of vijf. Bevrijdingsdag was, ik schaam me bijna om het te zeggen, niet een reden om naar Nederland terug te komen. Koninginnedag ook niet, trouwens.
Bij de hoofdingang stond een muur van mensen. En als ik zeg muur, dan bedoel ik ook muur: een grote kluwen van zo’n twintig meter breed en honderd meter lang. Te wachten. Onbeweeglijk. Zonder enige vooruitgang. Dit hadden we al snel gezien: omlopen dan maar. Er zou vast nog wel een andere manier zijn om binnen te komen. Het vermoeden begon echter wel te dagen, dat er misschien het een en ander veranderd was. Van een gemoedelijk festival waar je zo naar binnen loopt, tot een strak georganiseerd evenement met security, fouilleren en tascontrole.
Tijdens de looptocht werd dit vermoeden nog versterkt. Aanplakbiljetten vertelden dat drugs niet getolereerd werden. Alle drugs. Ook een blowtje mocht niet meer. Ik kan me de tijd nog herinneren dat gelegenheidsverkopers met grote kartonnen borden voor hun buik over het terrein rondsjouwden. Een joint voor vijf gulden. Vijf voor twintig, of zoiets. Die tijd is blijkbaar voorbij. Misschien ook een teken van de veranderende sfeer in Nederland. Er mag inmiddels steeds minder en er moet steeds meer. Maar ik ben de eerste persoon, die onder invloed van hasj of wiet herrie schopt op een popfestival, nog niet tegengekomen. Men wordt er over het algemeen lekker sloom en rustig van. Dit in tegenstelling tot van het gebruik van alcohol, dat overal het algemeen in grote stromen gebeurt.
Kilometers, letterlijk kilometers hekwerk passeerden wij waaraan geen einde leek te komen. Hekwerk, overigens, zonder enige controle. Waaronder je makkelijk hele sporttassen door kon proppen of literflessen wodka, drie kilo stuff, of serieuzere substanties, aan je handlanger door kon geven. Wat het hele idee van een uur in de rij staan voor de controle lichtelijk belachelijk maakte. Maar al dat hek en de regels wierpen toch wel een wat kwalijke schaduw over deze bevrijdingsdag. Wat vierden we nu eigenlijk? Vrijheid? Op deze manier? Door ons in een bewaakt kamp op te laten sluiten? Tja.
Uiteindelijk kwamen we aan de andere kant. Hier was in geen velden of wegen een rij te bekennen. Konden we zo doorlopen. En onze dagelijkse wandeling zat er ook weer op.
Binnen was het druk, maar wel gezellig. En stoffig. Heel erg stoffig. De inmiddels veelbesproken regen zou nog even op zich laten wachten. Binnen een paar minuten zat er stof in ons haar, aan onze handen, in onze ogen. Maar ach, een stofpannenkoek smaakt ook prima met een flinke scheut suikerstroop eroverheen. En voor het culinaire genieten kwamen we toch niet. De meest bezoekers lieten zich er ook niet veel aan gelegen liggen. Elk stukje zon was bezet. Overal zaten, lagen en hingen mensen op de grond.
En ze dronken bier. Veel bier. Haarlem houdt, wellicht bij gebrek aan iets anders, van bier. Zelfs zo veel, dat de hoofdbar op het festivalterrein, voor het hoofdpodium, niets anders schonk. Wijn? Frisdrank? Water? Dat was er niet. Ja, bij de tentjes aan de zijkant wel, maar dat betekende weer een flink eind door het stof kruipen. Gelukkig schonken die dan wel enorme glazen rosé voor een muntje van twee euro. Dat maakte veel goed.
Er traden natuurlijk ook bandjes op. Hoge verwachtingen hadden wij van the Black Lips, aangekondigd als ‘psychedelic garage rock underground’. Een beschrijving waarvan ons hart sneller ging kloppen. Maar het viel tegen. De garage rockers bleken een stel vluchtig rondspringende tieners, die het goed, te goed naar hun zin hadden. Al de vrolijkheid was wat te veel van het goede. Wellicht weer zo’n toekomstige hype die ik niet helemaal begrijp. Maar misschien word ik gewoon oud.
Hierna terug geslenterd naar het hoofdpodium. Na een paar minuten wachten worden we opgeschrikt door een schelle stem. “Gooooooooooooood afternoon Haaaaaaaaaaaaaarlem!” krijst iemand vol overtuiging in de microfoon. Het trekt de aandacht. We kijken op. Op het podium staat een roodharig opgewonden standje met lokken tot op de billen. Tot op zijn billen, wel te verstaan, want het is een jongen. Met Robert Plant aspiraties. En hij komt er mee weg ook. Het volgende uur hebben we het prima naar ons zin. The Answer maakt haar naam waar. Rockt, rolt, krioelt, headbangt erop los. Zingt en krijst dat het een lieve lust is. Het publiek doet mee. Wij ook.
En de beveiliging let even niet op. Als een duveltje uit een doosje werpt een toeschouwer zich over het middenhek heen, sprint, en gooit zich aan de andere kant weer terug het publiek in. In een fractie van, ja ik zou bijna zeggen, een seconde. De bewaker kijkt beduusd, fronst, begint zich op te winden, maar ziet dan de lachende gezichten om zich heen. En besluit zich dan maar gewonnen te geven. Wat kan het ook voor kwaad. Het is tenslotte bevrijdingsdag.
Het oudste bevrijdingsfestival van het land bestaat al sinds 1980. Voor mij was het mijn eerste bezoek sinds een jaar of vijf. Bevrijdingsdag was, ik schaam me bijna om het te zeggen, niet een reden om naar Nederland terug te komen. Koninginnedag ook niet, trouwens.
Bij de hoofdingang stond een muur van mensen. En als ik zeg muur, dan bedoel ik ook muur: een grote kluwen van zo’n twintig meter breed en honderd meter lang. Te wachten. Onbeweeglijk. Zonder enige vooruitgang. Dit hadden we al snel gezien: omlopen dan maar. Er zou vast nog wel een andere manier zijn om binnen te komen. Het vermoeden begon echter wel te dagen, dat er misschien het een en ander veranderd was. Van een gemoedelijk festival waar je zo naar binnen loopt, tot een strak georganiseerd evenement met security, fouilleren en tascontrole.
Tijdens de looptocht werd dit vermoeden nog versterkt. Aanplakbiljetten vertelden dat drugs niet getolereerd werden. Alle drugs. Ook een blowtje mocht niet meer. Ik kan me de tijd nog herinneren dat gelegenheidsverkopers met grote kartonnen borden voor hun buik over het terrein rondsjouwden. Een joint voor vijf gulden. Vijf voor twintig, of zoiets. Die tijd is blijkbaar voorbij. Misschien ook een teken van de veranderende sfeer in Nederland. Er mag inmiddels steeds minder en er moet steeds meer. Maar ik ben de eerste persoon, die onder invloed van hasj of wiet herrie schopt op een popfestival, nog niet tegengekomen. Men wordt er over het algemeen lekker sloom en rustig van. Dit in tegenstelling tot van het gebruik van alcohol, dat overal het algemeen in grote stromen gebeurt.
Kilometers, letterlijk kilometers hekwerk passeerden wij waaraan geen einde leek te komen. Hekwerk, overigens, zonder enige controle. Waaronder je makkelijk hele sporttassen door kon proppen of literflessen wodka, drie kilo stuff, of serieuzere substanties, aan je handlanger door kon geven. Wat het hele idee van een uur in de rij staan voor de controle lichtelijk belachelijk maakte. Maar al dat hek en de regels wierpen toch wel een wat kwalijke schaduw over deze bevrijdingsdag. Wat vierden we nu eigenlijk? Vrijheid? Op deze manier? Door ons in een bewaakt kamp op te laten sluiten? Tja.
Uiteindelijk kwamen we aan de andere kant. Hier was in geen velden of wegen een rij te bekennen. Konden we zo doorlopen. En onze dagelijkse wandeling zat er ook weer op.
Binnen was het druk, maar wel gezellig. En stoffig. Heel erg stoffig. De inmiddels veelbesproken regen zou nog even op zich laten wachten. Binnen een paar minuten zat er stof in ons haar, aan onze handen, in onze ogen. Maar ach, een stofpannenkoek smaakt ook prima met een flinke scheut suikerstroop eroverheen. En voor het culinaire genieten kwamen we toch niet. De meest bezoekers lieten zich er ook niet veel aan gelegen liggen. Elk stukje zon was bezet. Overal zaten, lagen en hingen mensen op de grond.
En ze dronken bier. Veel bier. Haarlem houdt, wellicht bij gebrek aan iets anders, van bier. Zelfs zo veel, dat de hoofdbar op het festivalterrein, voor het hoofdpodium, niets anders schonk. Wijn? Frisdrank? Water? Dat was er niet. Ja, bij de tentjes aan de zijkant wel, maar dat betekende weer een flink eind door het stof kruipen. Gelukkig schonken die dan wel enorme glazen rosé voor een muntje van twee euro. Dat maakte veel goed.
Er traden natuurlijk ook bandjes op. Hoge verwachtingen hadden wij van the Black Lips, aangekondigd als ‘psychedelic garage rock underground’. Een beschrijving waarvan ons hart sneller ging kloppen. Maar het viel tegen. De garage rockers bleken een stel vluchtig rondspringende tieners, die het goed, te goed naar hun zin hadden. Al de vrolijkheid was wat te veel van het goede. Wellicht weer zo’n toekomstige hype die ik niet helemaal begrijp. Maar misschien word ik gewoon oud.
Hierna terug geslenterd naar het hoofdpodium. Na een paar minuten wachten worden we opgeschrikt door een schelle stem. “Gooooooooooooood afternoon Haaaaaaaaaaaaaarlem!” krijst iemand vol overtuiging in de microfoon. Het trekt de aandacht. We kijken op. Op het podium staat een roodharig opgewonden standje met lokken tot op de billen. Tot op zijn billen, wel te verstaan, want het is een jongen. Met Robert Plant aspiraties. En hij komt er mee weg ook. Het volgende uur hebben we het prima naar ons zin. The Answer maakt haar naam waar. Rockt, rolt, krioelt, headbangt erop los. Zingt en krijst dat het een lieve lust is. Het publiek doet mee. Wij ook.
En de beveiliging let even niet op. Als een duveltje uit een doosje werpt een toeschouwer zich over het middenhek heen, sprint, en gooit zich aan de andere kant weer terug het publiek in. In een fractie van, ja ik zou bijna zeggen, een seconde. De bewaker kijkt beduusd, fronst, begint zich op te winden, maar ziet dan de lachende gezichten om zich heen. En besluit zich dan maar gewonnen te geven. Wat kan het ook voor kwaad. Het is tenslotte bevrijdingsdag.